Biekorf. Jaargang 28
(1922)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 173]
| |
[Nummer 8] | |
De MorienenCaesar had veel moeite met de Morienen, want ze zaten verdoken in hunne bosschen en moerassen. De bosschen stonden vermoedelijk meest in dit deel van Vlaanderen dat zandachtig is en nu het Houtland genoemd wordt. De moerassen lagen in de streke die wij nu 't Bloote noemen, in de vlakte langs de kusten van de zee, welke in die tijden wat verder westwaart lagen. In dit gewest is er nu een dubbele grond waar te nemen; daarover zwoegen wij sedert 25 jaar, en hoe danig klaar en duidelijk het ook weze 't worden nog altijd geleerde menschen gevonden die het niet en weten. De bodem, die nu de onderste grond is, was tijdens de Morienen en de heerschappij der Romeinen bewoond. Men vindt er den dering, soms bijkans boven, soms diepe. Die bodem was met moerassen doorsneden en 't is van die moeren of paludes dat Caesar gewaagtGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 174]
| |
't Is daar dat de Morienen volgens Strabo op kleine eilanden woonden. De menschen en kunnen in geen moeras wonen, 't en zij in paaldorpen of 't en zij in crannogs of paaleilanden. Een paaldorp was gemaakt als volgt: staken stonden in 't water. Daarop timmerde men een vloer van planken. Op die planken bouwde men hutten. Men genaakte den oever 't zij met booten, 't zij met eene brug. Een crannog was gemaakt als volgt: paarwijze stonden van afstand tot afstand staken in den grond geslagen. Tusschen die palen die alzoo twee en twee in den grond stonden en maar nen voet of twee boven den moerassigen bodem uit en staken, lagen boomstammen vast. Men maakte alzoo eenen rechthoek van vastgeleide boomstammen in reken en die rechthoek was langs de vier zijden met boomstammen omringd. Op den vasten bodem aldus bereid, bouwde men een dorp. Zoo een werk hebben wij in 1904 in een kom der zeehaven te Zeebrugge gezien. Zoo een stel heet men crannog. 't Werden er vele ontdekt in Ierland, Schotland en Engeland. Het paaleiland van Zeebrugge was het eerste van het vasteland. 't Is in den dering van den ondersten grond dat men soms keimessen en ook vaatwerk van de Morienen en de Belgo-romeinen vindt. Omstreeks het jaar 400 na Christus is de vlakte overstroomd geweest; 't zeewater heeft er eene laag aangespoelden grond over gerold: dien grond, dien tweeden bodem, den bovensten grond hebben de Friesen uitgedijkt, uitgebaat en bewoond. *** In de opene plaatsen der bosschen van het Houtland bestonden er boerderijen en woonoorden, welke Caesar in brand deed steken, nadat hij de boomen der wouden had afgekapt. Zouden er geene overblijfselen van zulke keltische woonoorden, van zulke gallische dorpen in Vlaanderen meer te vinden zijn? | |
[pagina 175]
| |
Wij gelooven wel van ja. Zeer dikwijls zijn wij gaan zien naar eene omheining die op het grondgebied van St-Andries bestaat, op 1650 m. afstand van de kerk van Varsenaere. Ze is geteekend op de schoone kaarte van Pourbus van 't Brugsche Vrije. Doet eens eene wandeling door de sperrebosschen en de velden; 't is zeer aangenaam als 't heidekruid aan 't bloeien is en met zijne purpere tinten het landschap verblijdt. Ge vindt die omheining eenige meters achter 't kasteel van M. Rotsart de Hertaing. 't Staat op de beide pilaren der ingangpoort vermeld, wat er daar vroeger binnen die omheining te vinden was, namelijk o.a. een Sartreusinen klooster. 't Zou er ook wel mogen opstaan, wat er daar vóór den tijd van Christus te zien was toen onze voorouders, de Morienen, de streke bewoonden. Die omheining is omtrent vierhoekig; een van de twee kortste kanten is van in 't midden niet meer recht maar een weinig afgebogen, zoodanig dat de twee langste zijden van den vierhoek niet even lang zijn en dat de vierhoek maar een vierhoek is bij wijze van spreken. Die vierhoek is omtrent de 300 m. lang en omtrent de 100 meter breed. De omheining bestaat uit eene gracht. Voor de gracht, al buiten, ziet men een aarden wal; bij de grondlijn is deze wel 10 meter breed; zelfs het einde dat ligt van aan de ingangpoort tot aan den rechtschen hoek is bij de grondlijn wel 24 meter breed. Wij hadden die omheining reeds meermaals gezien en bezocht; lijk al de bezoekers en wisten wij niet wat zij te bedieden had. Nu, tijdens den oorlog, lazen wij de beschrijving van zoo eene omheining die bewaard is te Gerichtstetten in 't groot hertogdom BadenGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 176]
| |
- Wel, zeiden wij bij ons zelven dat gelijkt, lijk twee druppels water, het onbekend en raadselachtig kamp van Sint-Andries. 't Kamp van Gerichtstetten is van het Latenetijdstip, van den gallischen tijd, van de vier laatste eeuwen vóór Christus. 't Kamp van Sint-Andries, de weerga van het badensch kamp, moet ongetwijfeld ook een gallisch kamp zijn. Na den oorlog konden wij het schoon boek koopen van M. Déchelette, in den oorlog gesneuveld, dat handelt over het Latenetijdstip en dat maar in 1914 uitkwam. Ons vermoeden werd bevestigd. Daar vernamen wij dat er nog elders, voornamelijk in de omstreken van Reims en in Duitschland zulke gallische kampen als de twee gelijke van Gerichtstetten en Sint-Andries bestondenGa naar voetnoot(1). Men vindt er gewoonlijk grondvesten van gallische woningen en sporen van huisgerief. 't Is jammer dat opsporingen nu zooveel geld kosten. Wij zouden binnen de omheining van het kamp wel overblijfsels vinden afkomstig uit de woningen der Morienen en in de nabijheid ergens een grafveld waar de vroegere bewoners van den versterkten vicus begraven liggen. J. Claerhout |
|