Mengelmaren
't Barekleed van de Ypersche Schepenen
Die immers 't jaar 1303 verongelukt wierden.
Weledele Heer E. Coppieters Stochove handelt erover in de Ann. Émul. Brug. (1915-'22, LXV, 127-130 met afb.).
Hij herinnert - alleenmaar herinneren - hoe die moord van de schepenen geschied is, of, betergezeid, wellicht zal geschied zijn volgens Lambin in zijn Verhael van den Moord van eenige Schepenen, Raeden ende andere inwooners der stad Ypre, gebeurd den 29n en 30n November 1303 (Ypre, 1831, 72 bl. in 8n). Tegen sommige gezegden uit ditzelfde verhaal hadden Warnk.-Gheldolf in 1864 (V, 73) en A. Vandenpeereboom in 1880 (Ypr. IV, 157 vlgg.) menige bezwaren geopperd. Weled. Heer C. laat dit zoo.
Na den moord van de schepenen was allengerhand in S. Maarten's allejare op S. Andriesdag een dienst voor de slachtoffers in de gebruiken gekomen, zoogezeid tot in 1794. Deze dienst wordt door Weled. Heer C. in 't geheugen herroepen.
Werd die dienst niet hernomen na de Fransche Beroerten? Weled. Heer C. schijnt te zeggen van neen (bl. 127). Integendeel Ed. Vanden Bogaerde (L'Église de S. Martin à Ypres. - Ann. Soc. hist. arch. litt.... Ypres, 1862, II, 256-289, met af bb.) -buiten Heer C.'s wete? - schijnt eerder te zeggen van 't doet en van zelfs totnog in zijn tijd (bl. 271).
Wat daar echter van weze, Weled. Heer C. in zijn opstel heeft het vooral op het ‘baerkleed’ welke in dat jaargetijde van dienst was. 't Was een oud en een kunstig, en dat maar daartoe 'n diende: ‘reparaturn’, hermaakt of hersteld [?] in 1628, alleszins een ‘van rood damast [“de satin rouge” zegt Ed. VdBogaerde, bl.270], omzet met groene boordekens, rondom zijn de waepenen van de gezeide schepen gebordeurt op eenen witten rand’ (An Ém. ald., bl. 128-129). Heel 't opstel van Weled. Heer C. gaat over 't beschrijf van dit kleed, in 't bezonder van de ‘waepenen’ die erop stonden, en ook van de namen die ‘un certain Devos’ (ald.) ertoe heeft aangewezen. Nochtans of deze uitleg beslissend zal wezen 'n blijkt niet, want zeggen is 't wel maar bewijzen is 't minder.
Daarbij in zijn opstel geeft Heer C. nog een afdruk van 't kleed ‘photographié sur un dessin fait en 1796 par un certain Devos qui a accompagné son travail de la note: Pelder dienende voor het jaergetyde... enz.’ (ald.) [beide, teekening en werk, berustende - zoo ik het wel voorheb - in de ‘Archives particulières de Mr F. Thibault de Boesinghe, au château de Swevezeele’ (ald.)]. Doch was er niet beter's dan dat? Weet Weled. Heer C. dat het ‘baerkleed’ - wanneer eens het jaargetijde uit was - nog allejare te toogen gesteld werd op S. Andriesdag over een lijkbare te midden S. Maartenskerke vlak vóór den predikstoel? En dat het - zoo zegt mij een Yperling - tijdens den oorlog binst de beschieting gered werd, en nadien gave weeregekeerd is, ja op den laatsten van Slachtmaand ll. wederom in de kerke te zien was?