Biekorf. Jaargang 28
(1922)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| |
De baren
verzwaren
de trage vaart
Al bruischende alom, alrond;
De winden
verzwinden
bij dageklaart,
Dra kriekt er de uchtendstond!
Wij roeien op den morgen aan
Uit duisternis en nacht.
Een forsche snok, een norsche zwaai,
Daar schemert 't morgenlicht!
En tammer buist het stormgewaai,
De haven rijst in 't zicht.
De branding zuigt aan doch wij naken strand,
Wij schieten de klip voorbij.
Ons duurbare scheepje heet ‘Vlaanderland’,
De roeiers zingen blij:
‘Een laatste snok, een laatste zwaai
En Vlaanderland haaft vrij!’
J.S. |
|