Biekorf. Jaargang 28
(1922)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
Bijblad aan Biekorf, 't jaar 1922, jg. xxviii, tk 6.Hortulus AnimaeJaar 1909 kwam uit bij A. Oosthoek te Utrecht (Van Holkema en Warendorf te Amsterdam), een gedrukte weergave van ‘Hortulus Animae’, hs. uit de K.K. Boekenschap van Weenen. Dit onschatbaar kunstwerk wordt terecht den gentschen schilder Geeraard Horenbout toegeschreven; het werd door hem omtrent 1520 geboeksteld en met een groot aantal merkweerdige ‘verluchteriën’ versierd. De uitgave van Oosthoek bevat op zijn geheel 514 bladen (vóór-en aarkant), waarvan 109 in kleuren en 62 in perkamenttoon weergegeven, mitsgaders 857 afbeeldingen in den tekst in 't zwart - voorwaar een echt pronkstuk. Het uitkomen van die uiterst welgelukte weergave had voor ons Vlamingen een dubbele weerde. Vooreerst bracht het rijke grondstoffen bij tot de studie der ‘verluchteriën’ van het laatste tijdstip onzer middeleeuwsche kunst, en was het een geheele veropenbaring over het huiselijk leven onzer toenmalige voorouders, over hunnen kunst- en meubelschat, over de inwendige schikking onzer oude kerken en den gang der kerkplechtigheden van weleer. Doch vooral maakt zij voor eenieder en volledig genaakbaar een ouden tekst die anders maar onvolledig bekend stond, immers in de duitsche bewerking van Sebastiaan Brandt (ook gedaan naar een oorspronkelijk hs., thans verloren, gelukkig nochtans overgedrukt 't jaar 1510 bij Martijn Flach te Straatsburg). Als nu de kunstlievende en letterkundige Margaretha van Oostenrijk dien tekst waarlijk goedvond om hem te doen overboeken door den vermaarden Horenbout, is het reeds een bewijs dat Hortulus Animae een stuk van bedied was. De hedendaagsche uitgevers beoogen weliswaar eerder zijn zeldzaamheid en zijn liturgische en letterkundige weerde. het waarachtig eenige overblijfsel van een verdwenen oorspronkelijken tekst bleef daarin immers behouden. Doch zijn innerlijke weerde staat hooger nog; immers de duitsche bewerking van Sebastiaan Brandt die das niet het eenig overblijfsel van een oorspronkelijk werk is, blijkt er enkel 'n omwerking. En als alzoo een omwerking door | |
[pagina 146]
| |
deskundigen van dien tijd ongemeen hoog werd geschat des nog belangrijker zal dus het oorspronkelijke geweest zijn, waarvan juist de samenstelling hier bij vergelijking met de omwerking kan worden vereenzelvigd. Een volledige gedrukte tekst van Hortulus Animae, en die het oorspronkelijk werk wedergeeft, bestaat nu dus tot heden nog, alhoewel hij gelijk deze van Straatsburg, slechts een afdruk is van een middeleeuwsch handschrift. Sebastiaan Brandt geeft voor hoofding: Der Selen Gärtlin. Onze uitgevers stelden in hunne aankondiging ‘Gaarde der Ziel’; doch op den omslag der uitgave lezen wij ‘Zielentuintje’. Een oud vlaamsch hs. (een overzetting dus) welke we eens bezaten doch nu verloren ging met den oorlog, even ook een ons toebehoorend en welbewaarde drukwerk der XVPe eeuw geven: ‘Der Sielen Bogaert’. Der Sielen Bogaert is het grootste gebedenboek en wel het merkweerdigste, in de middeleeuwen voor de wereldlijken bestemd. Gezien zijn omvang en diensvolgens zijn hoogen prijs of geldenisse moet hij nog al zeldzaam geweest zijn, want nooit van meer dan één overgebleven hs. ('t mijne evenvermeld) hoorden wij gewagen. In de XVIe eeuw wierd Der Sielen Bogaert gedrukt, waaraf wij hier ons gezeiden volledigen afdruk hebben. Ongelukkiglijk ontbreken mij titel en tafel; de tekst is van einden te orden ongeschonden, en sluit met den gewonen boekvasten aanvoeg: ‘Den almachtigen eewigen goeden Godt, Maria der ghenaden Coninginne ende al dat hemelsche heyr, tot lof ende eere, eyndt dat Hortulus Amimae’. De tekst van dien oordruk is van woorde te woorde de zelfde als mijn gezeide vlaamsch hs., dat nu wellicht den weg naar den Oosten is ingeslegenGa naar voetnoot(1). In het vierde | |
[pagina 147]
| |
deel, nochtans dat betrekking heeft met God en zijn heiligen zijn er in den druk nieuwe heiligen bijgevoegd die in het handschrift onmogelijk konden staan; hetzelfde in Sebastiaan Brandt's omwerking waar daarbij nog de heilige ‘Veltin’ gevoegd is geworden. Der Sielen Bogaert, als 't oud oorspronkelijk latijn, is verdeeld in 5 deelen, met kalender vooraan en register alachter. Het eerste deel begint met ‘de vier Beginselen der Evangelien’ en geeft daarna ‘de zeven Ghetijden nae de seven daghen der weken’. Het tweede ‘houdt in veel schoone ghebedekens om des morgens en tsavons te lesen, met de seven psalmen der Penitentien van David, ende Letanien met ghebeden der oude vaderen’. Het derde deel ‘van den heylighen Sacrament der Biechte ende des Lichaems Christi’. Het vierde ‘gestelt op de heylighe drievuldicheyt ende Gods heylighen, oock op de principaelste Feestdaghen der heyligher Kercken’. Het vijfde ‘voor ghemeyne ende Sonderlijcke zaken, oock voor cranken en dooden’. Nu zullen wij nagaan wat de duitsche bewerking van de vijf oorspronkelijke deelen behouden heeft. Van het eerste deel heeft Sebastiaan Brandt ‘de vier Beginselen der Evangelien’ en wat erger is de zes eerste ‘ghetijden’ achtergelaten om met de ‘Ghetijden’ van den zaterdag - deze van Onze-Lieve-Vrouw - aan te vangen. Het tweede deel, alsook het derde heeft de bewerker in den doodboek gelaten, en uit deze twee deelen heeft hij hier en daar een gebed, ook de zeven boetpsalmen overgenomen om ze waar het niet te stade kwam in het vierde deel in te lasschen. Het vijfde deel geeft hij getrouwig weder. | |
[pagina 148]
| |
De eerste druk van Martijn Flach of de omwerking van Sebastiaan Brandt laat dus in dit opzicht veel te wenschen over. Nog ware er na te speuren of het wel Flach en Braadt, of niet liever een vroeger afschrijver van het handschrift Hortulus Animae zal geweest zijn die 't middeleeuwsch oorspronkelijk stuk verminkt heeft. Immers met de verspreiding der boekdrukkunst hadden de ‘afschrijvers’ en ook de ‘verluchters’ te worstelen tegen twee ernstige, schier onoverkombare moeilijkheden. De gedrukte boeken wierden al langs-aan goedkooper, en aan een anderen kant waren de gedrukte boekstaven keuriger en veel regelmatiger en zuiverder dan de geschrevene. Om dit te bemiddelen konnen de uitgevers niet anders uitverzinnen als vooreerst den inhoud der boeken wat verkorten en dan van de ‘verluchters’ een keurig bijschrift op hunne printen eischen. Dit wierd voor het eerste hier en daar gedaan en voor 't tweede kan men bestatigen dat sedert het einde der jaren 1400 tot het laatste tijdstip der oude verluchtkunst de geschreven bij tekst al de andere tijdstippen in zuiverheid en keurigheid vooruitstreeftGa naar voetnoot(1). Het kan dus wel gebeuren dat de tekst, door Brandt benuttigd en gedrukt bij Flach, reeds te voren verkort en verbeterd, verminkt dus was. Zoo het den lezers aanstaat, zullen wij bij gelegenheid het een of het ander brokstuk uit Der Sielen Bogaert voor Biekorf bestellen. Intusschen ware het aangenaam te vernemen dat er nog oude afdrukken van dit werk zouden bestaan, al waren zij ook onvolledig of gewijzigd. J.V. |
|