ren, in kleedij en dracht, passend op tijd en stand en werk en omgang en leven’.
En wat is Westvlaanderen?
In 't verleden: werkelijk een bekend beschaafd volk.
In de huidige tijden: nogvoort een afzonderlijk beschaafd volk, meer en meer tewege bekend en erkend.
Reeds Johan Winkler getuigde 't.
Men kan erover twijfelen bij 't nagaan der hoogere wereld alhier, waar de ‘beschaafdheid’ echter is een slag ‘caquet’ ‘papillotage’ - Verriest zei haast ‘welliegendheid’ - maar geen wellevendheid.
Onder den mindere nochtans bestaat er wellevendheid, leeft althans een scheppende macht van wellevendheid: immers een eigene wellevende taal, zorgvuldig bewaard door de ‘schoolmeesters van den ouden tijd’ (ze zijn dood nu de-die), trotsch en onafhankelijk in eere gehouden nogheden te lande; een schat van echte schoonheid, waaruit inderdaad Gezelle voorgoed heeft getrokken (niet, zooals ‘men’ nu zegt, ‘den westvlaamschen ballast’) maar, zoo Willem Kloos zei, ‘zuiver Hollandsch! alleen wat leniger, wat, frisscher, wat jeugdiger dan het burgerlijk nette en afgepastschoolsche van de meeste Noorderlingen van zijnen tijd’.
Holland heeft, niet eene beschaafde taal, maar spreekt met een beschaafden mond. De Westvlaming die wilt, heeft de twee,
Holland is bezig zijn beschaafden mond te bederven, verliest immers het stille het heusche het fijne van zijn klanken; 't verduitscht in zang en gang en geluid, 't verengelscht in zegging en algemeen geslacht, 't verfranscht in duizend woorden. 't Verzaakt aan hemzelf.
Westvlaanderen niet. Ook geen wonder dat Dietsche War. en Belf. in 1914 er ten minste drie-en-dertig merkweerdige namen uit haalde, alleen op taalschappelijk gebied. Verriest voegt er andere bij op gebied namelijk van algemeene kunde en kunst. De oerbron van dien bloei ligt in 's volks taalen geest en hert, m.a.w: in zijn westvlaamsche voortbewaarde en onbedorven zoetmondigheid.
Maar is 't westvlaamsch geen streektaal?
En ‘dus’ onbeschaafd?
Neen, niets van.
Reeds betoogden 't Te Winkel, Kloos, van Eeden, Verwey, van Deyssel, Binnewiertz, Kern, enz.; de Mont, Rooses, Decort, Fredericq; Streuvels, Vermeylen, Teirlinck, van Langendonck, Hegenscheid, van de Woestyne, Declereq, Rodenbach; de scholen van Brussel, Antwerpen, Brabant, Limburg, Gent en Vlaanderen. Allo Nederlandsch is Nederlandsch.
Wel schijnt er thans een ‘furie’ om anders te spreken, een nieuwe furie voor een zoogezeid algemeen on onbestaand Nederlandsch.
Maar Holland stemt tegen: ‘De Westvlamingen willen geenszins hunne eigene volksspreektaal en al heure bijzonderheden van uitspraak en woordvoeging en woordenschat, veel min nog de versletene brabbeltaal der ongeletterde schare in de plaats stellen van een zooveel mogelik zuiver on algemeen geldig nederlandsch’.... Hun beschaafde Westvlaamsch is ‘een schoon, een krachtvol een degelik Nederlandsch... Geen verwaterd, met fransche bastaardwoorden