De ander brief komt van een geleerd professor, die ijverig meewerkt aan taalzuiveren, en de woorden ‘genade, gezegend, geheimenis’, enz., heel goed vindt en verstaanbaar, maar toch niet zonder hartzeer vaarwel kan zeggen aan de andere ‘gratie, gebenedijd, mysterie... ons uit de kerkelijke taal overgekomen, en die, voor ons geloovige volk even goed verstaanbaar, daarbij nog door hunne herkomst en hun gebruik tot een soort kerkelijk-vlaamsche taal zijn geworden. Het blijft ook nog te zien of het gebruik van die woorden de taal van Ruysbroeck minder goed maakte of die van Gezelle minder schoon’.
En ook die tweede heeft gelijk, maar hij pleit nog niet voor 't behouden van alle vrouwen en arme zondaars.
***
Er ligt een heele afstand, beste Biekorf, tusschen ‘gratie, gebenedijd’ en meer andere uitdrukkingen die ons uit de kerkelijke taal zijn overgekomen on de fransche woorden, die men thans vooral bij zekere jonge vlaamsche schrijvers aantreft. Deze is een voudig een ziekerige mode: het fransche woord vinden ze deftiger, wellicht omdat ze het minder wel begrijpen en den lezer meenen te verbluften met onverstaanbaren, d.i. volgens hen, diepzinnigen praat. Dat Biekorf tegen die Esperanto-Vlamingen den strijd aanbindt, mij wel. Maar nu vraag ik u in gemoede, of de Biekorfmannen niet even ver buiten 't spoor loopen met algemeen-gebruikte vlaamsche woorden op min duidelijke wijze te vervlaamschen? Moeten we schrijven doopsteen, wijsteen, wijman, stiftherder? Zeker niet. Ook de verstandige Vlamingen zullen gemakkelijker doorlezen en beter begrijpen wanneer er staat: doopvont, altaar, priester, bisschop.
Om enkel te blijven stilstaan bij doopsteen (tk 2, bl. 25) on stiftherder (ibid., bl. 27). Wat dan als de doopsteen van koper is als te Yper St Maartens; als te Tieghem? Wat als hij van zink is als in vele kerken? Wat als 't een looden