Biekorf. Jaargang 25
(1914-1919)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOver godsdienstzin in ambtelijke stukken binnen vorige eeuwenHET wereldlijk gezag, op onze dagen, steunende op kwalijkbegrepen gewetensvrijheid, blijft, zoogezeid ‘onzijdig’ in zijne ambtelijke stukken en bevelen. Gansch anders ging het toe in vorige eeuwen; toen was de wereldlijke macht niet verlegen, in ambtelijke bevelen en ordonnantien den naam te noemen van Hem, van wien, volgens St-Paulus, alle macht komt. Alhoewel het leven in die tijden ook niet vrij te pleiten was van gebreken en ondeugden, toch weten we dat de godsdienstzin niet enkel het huiselijk, maar ook het officiëele leven doordrongen had, en, volgens onze bescheiden meening, achten wij het roerend de wereldlijke macht hulde zien te brengen aan Deze, zonder wien geene aardsche macht zou bestaan. Zoo lezen we in een schepenengebod der Stad Antwerpen, van 15 Januari 1586: | |
[pagina 201]
| |
Alsoot op S. Anthonis dach den xvij. deser teghen-woordigher maendt sal veriaeren dat Godt den Heere deur syne ghenade ende Goddelycke gratie heeft ghelieft den Inneghesetenen deser stadt van den Franchoysen aenslach te verlossen / ende hunlieden daer tegens wonderbaerlycke victorie te verleenen / waer aff onsen Heere Godt niet en behoort ongelooft noch onghedanckt te blyven’ zoo bevelende Heeren Gouverneur, Schouteth, Borgermeesteren, Schepenen ende Raedt der selver stadt op den voorzeiden dag ‘te doen eene solemnele processie generael / ende te gaen den grooten cirkel’. Daarenboven vermanen zij ‘elcken een de selve processie te volghen / ende Godt den Heere niet goede ende vierige devotie te dancken ende te looven van syne ongrondelicke bermherticheyt den Inghesetenen deser stadt ghethoont’. Voorts werd er verboden dien dag te werken, de winkels open te houden om iets te venten of te verkoopen. Op 28 September 1585 veerdigt het stadsbestuur een bevel uit, waarby men laat weten dat men op den volgenden dag ‘naer de hoochmisse gaen sal Processie generael / den grooten cirkel / met den Eer. heylighen Sacramente / om Godt Almachtich hertelyck te bedancken dat hem ghelieft heeft door syne grondeloose barmherticheyt dese stadt te vereenighen met de Conincklicke Maiesteyt / onsen natuerlycken Heere: ende syne Godtlycke ghenade ghelieve dese stadt ende d'inwoonderen / voort aen in alle eenicheyt ende prosperiteyt te conserveren ende bewaren. Ende oock om Godt almachtich te dancken dat hem ghelieft heeft hier voortyden dese stadt miraculeuselycken te verlossen van de sweetende sieckteGa naar voetnoot(1). Midts denwelcken men beveelt van weghen als voor / dat een yeghelyck hem vueghe niette voorsz. Processie te gaan / ende nae te volghen / ende Godt den Heere almachtich vierichlick te dancken / ende bidden voor de | |
[pagina 202]
| |
voorseyde saecken doende den Eer heylighen Sacramente alle eere ende reverentie met Tortssen ende Wasslichte / soo hy meest sal kunnen ende moghen..... Ende voorts dat een yegkelyck de straten voor syne duere schoon make / ende het slyck wech doe ter plaetse daer de Processie sal passeren. Ende dat de Taverniers heure dueren daer de Processie passeren sal / ghesloten houden / tot dat al tvolck voorby sal wesen...’ Ten jare 1586, hadden eenige kwaadwilligaards beproefd brand te stichten in de huizen gestaan binnen het klooster der Minnebroeders, en zooals de stadbestierders het in hun plakkaat zelf zegden, hadden zy ook zooveel gedaan ‘dat het vier daeraff is ontsteken gheweest: dweclk is voorts miraculeuselycken duer Godts gratie utghegaen.....’ Kwam de ‘haestighe sieckte oft de Pest’ de stad teisteren, zoo veerdigde 't bestier dadelijk eene ordonnantie uit met de voorbehoedsmiddelen die dienden aangewend, en omtrent altyd wierd er tusschen haakjes, na den naam der ‘haestighe sieckte’, alsdan vernield ‘Godt betert’ als een vrome wensch uit het hert van onderdanige christenen. Op 19 Oogst 1603, liet de stad afkondigen dat de ordonnantie tegen de ‘haestighe sieckte’ niet goed genoeg gevolgd werd, en wel namelyk gebood zy dat men: ‘vuer de poorten of deuren van de huysen die door Godt almaghtigh ghelieven sal met de veursz sieckte te besoecken / by de knapen daertoe gheordonneert sal worden dweers gheslagen een latte’ om aldus de gezonden te waarschuwen. Was de stad echter gedurende eenen zekeren tyd van den geesel gespaard gebleven en vreesde men de verspreiding der plaag welke in andere steden woedde, dan vond het Magistraat nogmaals de gelegenheid om den Heer te danken in hare ordonnantiën, zooals b.v. op 1 Juli 1616: ‘Alsoo Godt almachtigh door syne sonderlingke gratie nu eenighe iaeren dese stadt bevrijdt heeft van de haestighe sieck te.....’ | |
[pagina 203]
| |
en op 20 Juli 1601, toen de stadsbestuurders bij ordonnantie verboden ‘cleyne kersen ende cleyne pruymen’ te verkoopen of binnen de stad te brengen, begon de tekst der ordonnantie als volgt: ‘Alsoo men geerne verhoeden ende versien soude dat in dese stadt geen haestighe sieckte en soude comen / ghelyck Godt almachtigh eenighe iaeren daer aff door syne sonderlinghe gratie dese stadt heelt gevryt......’ Op den dorden dag van September ‘int iaer ons Heeren MDXCVIJ’ verscheen de ‘Ordonnantie / endegheboden / aengaende de haestighe ende besmettelycke sieckte / de Peste’. Tusschen den tekst in der geboden, vernamen we ouder andere, dat de geboden in sprake volkomen moeten onderhouden worden, ‘om de voorsz besmettelycke sieckte (met Godts gratie) te voren te comen’. En wanneer gevallen van pest zich voordoen in eenige huizen der stad of vrijheid ‘des Godt de Heere verhoeden wille’ wordt men verplicht dezelve gevallen te komen aangeven bij de tuchtoverheid. Ongeveer alle jaren stelde het Magistraat bij plakkaat den prijs vast welken de taverniers mochten rekenen voor den wijn dien zij verkochten. En was de wynoogst gelukt, men vergat niet den Heere erover dank te zeggen. Zoo lezen wij in de ordonnantie van 13 Juni 1595, toen men den verkoopprijs voor wijn lager stelde ‘ende dat de wynen nu deur de gratie ons Heeren tot afslach ghecomen zyn’. Op 10 January 1611, in eene ordonnantie over hetzelfde onderwerp, lezen wij: ‘Al ist soo dat het ghewas van de wynen in 't voorleden iaer door de gratie des Heeren is seer goet gheweest’. Zoo liet de wet der Stad Antwerpen in vorige eeuwen geene enkele gelegenheid voorbijgaan, om, openbaar bij ordonnantie of plakkaat, den Heer te danken voor bekomen weldaden, of Zijne hulp af te smeken in moeilijke omstandigheden.
Oscar Van Schoor. Antwerpen, 29 April 1914. |
|