Biekorf. Jaargang 23(1912)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Waterdruppelen KINDREN van de zon en 't water, stijgend uit den schoot der waatren, rijst gij, ongezien, omhooge naar de gouden zon, uw vader, onweerstaanbaar aangetrokken door zijn stralend-war me liefde! Duizenden, millioenen stofjes, smachtend al naar 't zelfde doeleind, draagt en schraagt ge en heft elkander - vruchloos, ach! - ten hoogen hemel. Vruchtloos jaagt u 't fel begeeren te allerwegen rond door 't luchtruim; zoekend waar ge de echte baan vindt tot de zon, uw grooten vader; vruchtloos smeekt ge in witte wimpels biddend op het blauw der luchten; vruchtloos klaagt ge pijnverwringend onder 't slaan der windenvuisten; vruchtloos woedt ge in 't donderbuischen, zwaait ge uw scherpe bliksemzweerden: machtloos moet ge 't stijgen staken!... En helaas! steeds nieuwe broertjes stijgen uit den schoot der wateren, komen aan op windenwagens, klampen zich vol wanhoop, aan uw zijden, lijk een drenkling vastklampt - dom-noodlottig - aan zijn redder, [pagina 64] [p. 64] tot ze beiden droef verdrinken! Weenend stort ge neer op aarde, om welhaast weer op te stijgen, weer te zuchten, weer te vallen!... Ach! zoo hunkren ons verlangens naar volkomen levensvreugde immer onvermoeibaar opwaarts uit den diepen schoot der zielen! Ach! zoo vallen ze immer neder weenend hun ontgoochlingstranen, stijgend weer, om weer te vallen.... Arm. Van Veerdegem Vorige Volgende