| |
| |
| |
[Nummer 3]
| |
Een uitvinder van 't vliegen
Bruggeling De Groof
‘CENTEN DE GROEF’ was een uitvinder, een uitvinder van vanalles: een eerste werkman als plakkersbaas, en daarbij een Hanske van alle spelen.
...Een van de eerste uitvinders, en ocharme ook van de eerste slachtoffers van vliegkunde.
...Een die alleszins was een wonderlijk man... en die tewege gaat worden een held.
Zijn sterre rijst, 't is zeker, zijn name gaat op; ende 't wordt alreeds de moeite weerd om eens te onderzoeken wat in onze dagen allemaal over hem gezeid en gedrukt wordt. 't Is ook eigenlijk dat, wat we hier nu beoogen.
En eerst en vooral, 't en is niet uit lachedingen dat wij even stelden, dat De Groof ‘een held... nog gaat worden’. Trouwens we vermoeden niet van hem dat hij niet een held geweest is, 't is te zeggen in zijn binnenste wezen; we meenen veel eerder dat 't doet, en zelfs meenen we
| |
| |
nog erbij dat er al weinig zoogeroemde ‘helden’ hadden kunnen tegen tikken: 't mag zijn voor geest, of 't mag zijn voor standvastigheid, of ook nog voor stoutheid. Maar wat wij hier vooruit bedoelen, is zijn ‘heldschap’ vanbuiten, zijn ‘heldschap’ begrepen als bij name en als hoedanigheidswoord, zijn hoogschattinge voortaan in het gevoelen en in den mond van ‘de menschen’. Immers, 't is wel te weten, men is alreeds bezig met V. De Groof, ook in dezen tweeden zin, tot ‘held’ op te maken.
Het ieveren van een bende liên, nog in onze dagen, om alzoo een ‘held’ te scheppen, is een volkskundig verschijnsel; en een vrij aardig bovendien. Iemand, gelijk wien, dien ‘ze’ lang hebben vernederd, zullen ‘ze’ al met eens laterhand verheffen! (‘Ze’? Dezen zijn ‘de menschen’; niet een mensch of twee, of een hoop afzonderlijk, maar de gemeenzaamheid, eenigen die beginnen, en al de anderen die volgen). Uit nijd zullen eenigen den man hebben afgebroken eerst; uit medelijden daarna gaan eenige anderen hem vanher oprechten! En 't groot getal doet mee... om niet te missen. Op het oogenblik dezer heroprechting, bedijgt bedoelde man tot ‘held’. De ‘volksheld’ moet getergd geweest zijn, moet geleden hebben, en hard... Geleden waarom? ‘Omdat hij 't verdiende: omdat hij niet was lijk eenander!’ Nadien zullen ‘ze’ ‘hem recht doen, hem herstellen, hem wreken’... Immers, waarom nu? ‘Omdat hij meer verdrukking onderging dan hij mocht: omdat hij meer afgezien heeft dan weerom welk eenander!’ En 't is wonder om na te gaan, hoe ‘ze’ alzoo aan dat menschdommelijk evenwicht werken; hoedat ‘ze’ kunnen iemand in den grond boren eerst, kwaad erop omdat hij uitsteekt vanonder de levenden; en hoedat ‘ze’ daarna keeren ineens, en hem genegen schijnen, ende met alle geweld hem weerom uit-den-grond-op willen, nl. wanneer ‘ze’ zien dat hij later uithuilt ook vanonder de dooden! 't Is oprecht mooschen met entwien, wat ‘ze’ doen. Ja, maar de ‘held’-zelfheeft er schuld aan; want immer ook zat hij alleman in den weg: door zijn ‘uitstekende’ aan- | |
| |
wezigheid stoorde hij zijn tijdgenooten, en door wroeging om zijn vermoording kwelt hij nu de nakomelingen. Aldus is hij altoos hun allen een last geweest: hij was hun te ontzaggelijk,
en hij maakt hen immer voort allemaal te gering. En dit willen ‘ze’ niet. Wat ‘ze’ willen is allegaar gelijkzijn... of liever elk zelve-groot-zijn en den gebuur te boven te komen. De tijdgenooten bestormen den ‘held’ dus, en delven hem eerst: om hem
kleintjes te maken. Doch ziet, niettemin blijft hij voortnog te groot, om onder den grond te kunnen, zonder weer uit te steken en zonder op deze andere wijze het menschenvlak te belemmeren; daarom halen de nakomelingen - die dit zien -, hem in 't vervolg opnieuw vanonder de eerde; ze zetten hem in tegenstelling alsdan erboven, hoog erboven op een hoogen steenen blok: zoogezeid, tot schande van die hem dolven, en tot roem van die hem heropwekten,... maar in de daad vooral, om met dit ander middel, meer beslissend doch eerlijk, van hunnen grooten man af te zijn, weerom om bepaald toch éens op kant te krijgen alles wat stoort onder hun menschdom. Waarlijk alzoo, de ‘uitstekende held’, op zijn hoogte nu staande, is eindelijk wel op zijn plaats, en toch uit den weg... en voorgoed uit de voeten!... En de menschenbe-schaving kan nog een keer weer vooruit!
't Is verloren, ‘de menschen’ zijn ‘geestig’!
In 't fijne nu, van De Groof heb ik alreeds hooren spreken, als van een ‘held’, en dikwijls en vele. Levende heeft hij stoornis verwekt, want hij scheen meer te vermogen en te durven bepogen dan de anderen; ook ‘ze’ hebben hem het hert uitgehaald. Maar wanneer hij dood was, heeft de waarheid uitgestraald, en nu schijnt hij zijn recht weer te vragen. Het blijkt zijn gedacht, dat het goed was. Die schimpten en schoten op hem waren blind. Men zal hem dus herstellen in zijn voornaamheid en in zijn heldendom. ‘Ze’ zijn reeds doende daaraan. De genegenheid priemt uit alom. Men praat van zijn verheffing. Men verhaalt van hem alle 't belangwekkende, dat men weet. Hier is 't wat in 't wit, en daar weer wat in 't zwart. Maar al het wit en
| |
| |
het zwart dat verteld wordt, alles dient voortaan om het even, te weten tot zijn eer: het wit om te zeggen dat hij goed was, zoo goed als de gewone man; het zwart om te wijzen hoedanig hij bovendien een buitengewone gast was, dus beter dan 't gemeen! Het medelijden is al volop aan den gang; 't is te hooren, nl. daar waar men jammert over ‘Centens’ schrikkelijke dood; ookal, de razernij is mede aan het stoken, nl. tegen de blinden en tegen de steenhertigen die hem hebben mistrouwd voordezen of bestrêen of begekt. Gewis, ‘Centens’ tocht is begonnen: 's mans zegewagen wikkelt! Eenieder spant in wat hij staan heeft: geheugen, speurgeest, verbeelding of tonge. De dagbladen houden den toom, vergâren, richten, drijven den drom, en zwaaien met de zweep. 't Is zeker, ‘ze’ gaan ‘Centen’ voeren voortaan - 't is onvermijdelijk - rechte den hemel in: en de man zal na een tijd, al veel hooger gerocht zijn met weleer te vallen, dan was hij voorheen in zijn vliegen gelukt en had hij gestegen... Maar, 't is te verwachten, eenmaal dat hij daar zit: hij zit er, naar den echten wensch der daders, wezende in de opperste rust... vergeten bovenal voor lange jaren!
Hierna volgen thans de vrome daden die ik van De Groof heb kunnen vernemen: alles wat ik weet, het pronte van hem en de prullen; en wat de dagbladen drukken, mijnswetens ten minste; en medeen nogal gekkernij of spot uit den tijd, en alles wat er taalvast betreffende den vent overgebleven is. Dit alles voortaan behoort aan een grooten man, en is dus even eerbiedweerdig.
‘Vincent De Groof, lezen we in 't Burgerwelzijn (10-x-1908), was geboren te Rotterdam den 6 December 1831 en zoon van Jan Baptiste, geboren te Antwerpen in 1808, en van Bernardine Schmidt, ook geboren in 1808 en overleden te Brugge in 1879. Zijne vrouw heette Jeannette-C. Van der Steen en was afkomstig van Vlissingen.’
Deze zijne vrouw liet weten aan 't Burgerwelzijn (24-x-1908) dat zij alreeds van na haar mans dood, terug ‘te
| |
| |
Vlissingen woont, en sedert 31 jaren is gehuwd met den heer W. Klomp, ambtenaar van den burgerlijken stand.
Haar oudste zoon Charles is overleden; de jongste, Arthur, geboren langs de S. Annarei, woont in Transvaal; een zoon van hem woont te Mechelen (België).’
De De Groof's waren dus Hollander van bloed, maar woonden te Brugge, eerst ievers aan den Verwersdijk, en later langs de Lange Reye, nevens den ‘Woeker’ al den kant van s. Gillis [kerk].
‘Centens’ vader was alhierwaard overgevlucht uit het leger. Zoo hebben menschen mij verteld, menschen uit de burgerij, en die hem gekend hebbenGa naar voetnoot(1). Nooit zou Vader De Groof op hollandschen bodem meer mogen terdten. En bij voorbeeld: hij was een van de sterkste schaatsers uit Brugge; vanzoohaast dat het vroos, en dat de Damsche Vaart droeg, hij zat erop en hij 'n ging er niet meer vanaf; maar als ze aan Sluis geschaverdijnd toekwamen, en dat ze zeiden: ‘Enwel, Groef, gaan we nu een afzettertje nutten?’ - ‘Neen, neen, loech hij tegen, ik heb de Harenmutsen [hollandsche gendarmen] gezien; op 't ijs ben ik mijnzelfs, maar aan land niet meer!’
‘Centen’ ook, onze held, was een liefhebber van 't ijs. Evenwel hij en kende 't niet lijk zijn vader. Was toch niet vervrozen. Want 't grappige van zijn kunst? ‘Centen’ had een krom been, zijn één voet stond innewaard; en wat had hij gedaan? 't IJzer lemmer van zijn schaatse had hij, op den houten schacht ervan, noesch uitte waard gezet, zoodat hij derwijze kon steken lijk alleman, palingsteke of botersnêe of gelijkwat, en rechter ging op 't ijs dan wie-ook op de eerde.
| |
| |
‘Centen’ was een felle vent, maar grof gebouwd; en op de beeltenis hierbij, die we mochten overdrukken uit het Burgerwelzijn (10-x-1908), staat hij, naar de meening van zijn oude vrienden, gelijkend wel, maar veel te knap en veel te flinksch.
Ten anderen zijn speelkens gaven 't uit. Luistert.
Hij had een gebit lijk een wildeman. Hij wedde een keer dat hij ging een bierglas heel en gansch aan brokken knabbelen; en oprecht hij won, want hij knauwde 't in gruis, dat 't bloed langs zijn kinne zijpte.
Hij 'n kon ook niet verdragen dat er een ander als hij entwat meer kost. In het Atheneum ging er in die dagen een Pool: deze knaap stond een keer mooi weêr te maken aan 't Walewijnsas. Al den kant toe, waar het water ten hoogste stond, vleierden ze een palingtelloortjen in 't water; de Pool duikelde en bracht het in een pink weerom boven... Maar juist op dit oogenblik komt ‘Centen’ daar voorbij, en... och Heere! aanstonds, kijk! hij deed dat alzoowel, en zonder beslag.
Want zwemmen kon hij wel. Op een keer ‘Centen’ had geren een eerestrekske gekregen. Hij was toen aan 't werken en aan 't plakken in de Chicoreifabriek aan de Molenbrug. Een van zijn knechten was er met hem meê, die kon zwemmen lijk een ratte. Zoo ‘Centen’ bevool aan dezen knecht, hem een keer te laten achterovervallen van de stelling in 't water. ‘Centen’ trok onderwijls koeleweg gaan staan klappen op de brugge. En 't gebeurde. Al met eens de knecht gaf een schruwel en plompte neêr in de
| |
| |
Reye. ‘Centen’ seffens, liet staan dat stond, gaf een wip over de leuning met kleêrs en alles wat hij aanhad, en was het water in... De menschen kwamen geloopen. Het zwormde. De knecht deed alles wat hij kost! 't Was gruwelijk om te zien. Maar..., goê zwemmer zijnde, hij wachtte toch van te zinken totdat ‘Centen’ bij hem was!... En ‘Centen’ stekte hem alsdan vast, zwom ermee naar de brugge... en kreeg een dekoratie.
‘Centen’ ging vanalles doen. Hij zag eens den haan opzetten op Onze-Vrouwentoren. En 't vraagt hem daar een leertjesteker: ‘zoudt gij dat ook durven?’ - ‘Wel-ja 'k, zei “Centen”, waarom niet? 'k Wedde dat ik aan een touwe, van buiten langs den Halletoren naarboven klim, en door de klokgaten binnenkome!’ En oprecht, er 'n was daar nu wel geen een die de weddinge wilde aangaan, want die stoute bliksem ging het waarlijk doen ook!
Klimmen en in de hoogte zitten, dit dorst hij lijk niet een. En hij en droomde maar van één dingen, 't was van te vliegen. In zijn tijd is te weten, en vloog er nog niemand; maar hij nu, hij zou dat uitvinden. En hij heeft het inderdaad aangegaan om te vliegen: te Brugge, in 't Gentsche, te Brussel, en in Engeland... maar heeft er op 't einde zijn kraag aangelaten.
‘Mijn man is een gek!’ zei zijn vrouwe van hem. Doch heelemaal gek en was hij zekerlijk niet! 't Gebeurde al een keer, lijk te Brussel eens, en te Londen ook eens, ben ik me laten gezeggen, dat De Groof ging ‘vliegen’: 't hong uitgeplakt, en heel de wereld wist ervan, en dien dag 't stroopte van 't volk; men mocht binnen in den tuin... tegen zoovele den ingang; De Groof kwam, stak al die ingangen in zijn zak, vond zeker dat er wat schol aan zijn tuig, 'n zei aan niemand niets, rolde zijn vodden op, en was daarachter... ‘gaan vliegen’!.. De menschen te Brussel en te Londen, 'n verstonden niet altijd dit vlaamsch; 't en was ook niet van 't schoonste vlaamsch uit; en meermaals heeft het volk hem daarom willen radbraken. Doch De Groof, met zijn mank been en zijn stoute kazakke, hinkelde er telkens vanonder.
| |
| |
Evenwel 't en is niet, dat hij 't niet en meende, of dat hij een bedrieger was. Neen gewis, een bedrieger was hij niet; 't vliegen zat oprecht in zijn kop, en hij wilde het och Heere! 't werd ook zijn dood.
Want zoo gaat dat, met vele van die eerste durvers: er is allichte wel entwaar een wet van werktuigkunde, of een beginsel van zwaartekracht, aan den eenen of den anderen onder hen onbekend. Stoutheid ontbreekt hun niet, maar wetenschap wel! En ten anderen hij moet er nog gezaaid worden en hij zal hard van opschieten zijn, de mensch die hier het laatste woord van gelijkwat weten zal. Ook al die redelijk is, bewondert altijd elken eersten aandurver, en is gelukkig als er nog ievers zulkeen geboren wordt: trouwens iedereen weet dat elke menschelijke wetenschap, en elke stap van haar, moet aanvangen bescheidenweg, van onkunde voort aldoor kinderlijk gedroomsel en vermetele tasting. Onkunde zonder schuld en is geen schande, eenvoud is een deugd en stoutheid is verdienste. En ze 'n loopen er al niet dikke noch hier noch elders, die als De Groot zoo ‘dwaas’ dorsten zijn, om iets te doen dat de tijdgenooten weleer zottigheid noemden, en dat de nakomelingen thans een kinderspel heeten. Weet-je wat ik eens vernam uit den mond van een ouden zeeman? Dit Wansje sprak toen van de schepen; maar hij had het ook mogen zeggen van alles, en onderander van hier ons vak: ‘Vroeger, zei hij, waren 't schepen in hout en menschen van ijzer, nu worden 't allemaal schepen in ijzer, en... menschen van hout!’
Maar De Groof was nog een van die menschen in ijzer!
Wacharme... hij was bijna vergeten.
Doch zooals we boven zeiden, zijn naam begint weerom bekend te geraken. In korten tijd nogal wat opstellekens over hem heb ik onder handen gekregen. 't En is niet allemaal waar, wat erin staat, maar omwille van dat ware dat erin is, en alleszins tot oorkondschap, daarbij ook omdat elkeen mag hebben wat hem toekomt, jazelfs de plakkers- | |
| |
bazen, heb ik ze overgenomen; ik deel ze hier mee zooals ze den dag in 't dagblad zagen. 't Was beter ze bijeen te brengen, dan ze te laten ‘gaan vliegen’.
Eerst een opstel, daar of daar van Frantz Reichel, overgesteld door Gaston Berardi in Le Figaro, en vandaar te lezen in Le Soir (1-x-1908) en La Patrie (2-x-1908), als volgt:
Le Premier Homme Volant.
En parcourant l'intéressant article que Frantz-Reichel consacrait, il y a quelques jours, aux victimes de l'aviation, j'ai retrouvé un nom, bien oublié aujourd'hui: celui d'un homme qui, sans éducation scientifique, sans moyens techniques, sans aide, sans ressources d'aucune sorte, tenta le premier de réaliser ce rêve de la conquête de l'air par le vol libre, rêve ambitieux qui hanta tant de cerveaux humains.
Il s'appelait de Groof. C'était un brave ouvrier gantois [?|, ancien tisserand [?] je crois, et son aventure, ingénue et tragique, vaut d'être contée.
Au cours des réflexions auxquelles il s'abandonnait le soir, en fumant sa pipe en quelque coin retiré de sa vieille ville, de Groof s'était pénétré de cette idée simpliste, que ce qui manquait à l'homme pour voler c'étaient des ailes; mais de vastes ailes proportionnées au volume et au poids de son corps. Se procurer ces ailes n'était pas très compliqué; mais les mouvoir, leur imprimer et leur conserver le mouvement rythmique qui, dans la pensée du candidat aviateur, devait assimiler l'homme à l'oiseau, c'est là que commençait la difficulté. Et voici ce qu'il imagina, car il n'était question pour lui ni de moteur, ni de générateur d'énergie d'aucune sorte.
Les bras humains étant manifestement trop débiles pour agiter des ailes de plusieurs mètres d'envergure, de Groof s'avisa que son propre poids pourrait, par des déplacements successifs, imprimer aux élytres de sa fabrication le mouvement qui leur manquait. Et, avec des matériaux ne différant pas sensiblement de ceux employés par un collégien pour établir un cerf-volant, il construisit, en bois et en toile gommée, une sorte d'oiseau composé d'une queue rigide et de deux vastes ailes reliées entre elles, au centre, par deux bras de leviers croisés en charnière, aux extrémités desquels étaient fixés deux bouts de corde réunies entre elles par un petit siège, formant trapèze. L'homme, prenant la place du corps de l'oiseau, s'asseyait sur ce siège, et, agrippé à deux poignées attachées au point central pouvait, en se soulevant et se laissant retomber alternativement, imprimer au trapèze qui le soutenait un mouvement de haut en bas; celui-ci, agissant ainsi sur les leviers, par rapprochement et écartement successifs, transmettait une sorte de battement aux ailes de chauvesouris qu'ils commandaient... Telle était ‘l'invention’ de de GroofGa naar voetnoot(1).
Ayant consacré à la construction de son appareil enfantin le plus clair de ses économies, le pauvre homme vint à Bruxelles et demanda l'autorisation de faire une démonstration publique. Par deux fois, la première sur la Grand'Place et la seconde dans un faubourg, à la
| |
| |
plaine des manoeuvres (car la municipalité bruxelloise avait interdit le renouvellement de l'expérience), de Groof tenta de s'élever dans les airs sans parvenir à quitter le sol de plus d'un mètre. Après ce second essai, au cours duquel il avait fort endommagé son engin et été quelque peu houspillé par le public - le gouailleur et féroce public qui ne pardonne point aux innovateurs malheureux - de Groof vit définitivement fermer à ses ambitions aériennes le territoire de sa patrie.
Mais il n'était pas homme à se décourager et passa en Angleterre, ce pays de toutes les libertés, où le droit au suicide n'est pourtant pas considéré comme le premier des droits.
C'était, je crois bien, au printemps de 1875 [?]. Me trouvant à Londres j'y vis annoncés les prochains débuts, à Cremorn Garden, d'un homme volant. Et des affiches sensationnelles montraient, en effet, un homme, muni d'ailes d'oiseau, et planant dans les espaces, tandis qu'un ballon, ustensile suranné, s'effaçait modestement à l'horizon.
De Groof, en effet, avait conclu de ses premières tentatives que, si celles-ci étaient restées sans résultat, la raison en était à son incapacité de prendre son élan, de faire son départ. Et, par parenthèse, c'était un des problèmes pratiques les plus complexes de l'aviation, qui se posait, dès lors, sous sa forme rudimentaire. S'il pouvait s'élever tout d'abord par un moyen mécanique, opérer dans l'air libre, il volerait, cela ne faisait pas de doute, pour lui. Et le plus simple à cet égard était de se servir d'un ballon. Il alla donc trouver le directeur des Cremorn Gardens (ce ‘Jardin de Paris’ londonien alors en pleine vogue), qui promit de lui fournir le local, le ballon, l'aéronaute et la réclame par surcroît, - car la performance de ‘l'homme volant’ constituait une attraction de haut rapport.
Au jour dit, tout fut prêt, et la foule se précipita vers Cremorn. Je n'eus garde d'y manquer... Cette fois encore, il y ent une déception, car un vent assez fort s'étant élevé, la ballon ne put partir, et l'oiseau fragile attaché sous la nacelle eut une aile cassée. Et ce ne fut que quelques jours plus tard que l'expérience put être renouvelée, ce soir-là de façon décisive, hélas!...
Je vois encore de Groof quelques minutes avant le départ, présidant aux préparatifs avec sa placidité de bon Flamand. Il était vêtu d'une redingote, d'un gilet et d'un pantalon noirs, tel un ouvrier en gala, revenant de quelque noce. Comme je m'entretenais avec lui, il me dit, en manière de plaisanterie, avec son lourd accent: ‘Hein! si je pouvais voler jusqu'à Gand [?] hein! c'est cela qui en ferait une affaire!’ Et il riait.
Un instant après, il était installé sur le petit trapèze, au centre de son oiseau de papier, semblable à un gros jouet suspendu par une ficelle, sous le ballon, tout seul, dans le vide...
Are you ready? demanda l'aéronaute. Let of! Le ballon s'enleva au-dessus des arbres... A trente ou quarante mètres en l'air, nous entendîmes encore la voix criant: Shall I cut the rop now? (Dois-je maintenant couper la corde?)
On ne perçut pas la réponse. Mais des milliers d'yeux fixés sur ce point unïque virent soudain le grand oiseau détaché de la nacelle, piquer en avant, tournoyer sur lui-même et s'abattre sur le sol en une masse confuse et sanglante.
| |
| |
Un cri domina la clameur de la foule, et une femme, à mes côtés, tomba inanimée: c'était la femme de Groof qui avait suivi son mari, croyant, elle aussi, à son apothéose, et assistant à sa mort.
Pauvre diable! Il ne connut pas la gloire, pas même celle d'Icare dont la postérité a, du moins, consacré le nom. Mais il eut comme lui la foi, la foi qui soulève les montagnes, et qui est en train d'accomplir le miracle qu'il avait rêvé.
Gaston Berardi.
Op dit eerste opstel (en recht- of onrechtstreeks uitgaande daarvan), volgden dan, in andere bladen, terechtwijzingen en volledigingen betreffende 's mans leven en dood.
Eerst in 't Burgerwelzijn (10-x-1908). We nemen een deel hieruit over:
Een ongelukkige voorlooper
Over eene brugsche beroemdheid
‘.......................
Men heeft geleerd, dat de dwaling van gisteren de waarheid van vandaag kan worden.
Onze Vincent De Groof mag dus aanzien worden als een slachtoffer van den verachterden geest zijns tijds. Zijn vliegtuig trouwens verschilde niet al te veel van de vele luchtdrijvers, zonder motor, die tegenwoordig in Frankrijk voornamelijk worden uitgedacht, en waarvan M. Quinton de overtuigde voorstaander is. Er zijn zelfs mannen, zeer op de hoogte der natuurwetenschap, die bevestigen dat de toekomst der vliegkunst ligt in die eenvoudige stelsels, waardoor de vlucht der vogelen het nauwkeurigst kan worden nagevolgd.
Volgens de herinneringen van zijne tijdgenooten was Vincent De Groof de eerste de beste niet. Hij was integendeel een zeer kunstig plakker, en ornementmaker, die toen langs de Lange Rei gevestigd was. In eene estaminet De Meermin op onze Groote Markt en in andere burgershuizen bestaan nog “plafonds”, door hem gesteken, en die algemeen als uitnemend geprezen worden.
De Kruisweg van Ste Walburga Kerk moet ook van hem zijn of van zijn vader die den zelfden stiel uitoefende.
.........................
Alhoewel wat kreupel, was onze De Groof een stoute kerel, die altijd er op uit was wondertoeren te verrichten; hij beet geldstukken in tweeën met zijne tanden, deed weddingen om over de sasputten te springen en was niet verlegen om op de hooge gaaipers te klimmen in het Gildenhuis te Ste Kruis wanneer eene pijl in de sprange was blijven steken. Gelukkiglijk werd hem dit verboden, want een paar weken later werd dezelfde pers door eenen kleinen stormwind in stukken geslagen.
Maar een toer die iedereen met verbazing sloeg, was toen hij ten gevolge eener andere wedding een geheel kieken met beenen en al binnenspeelde; het scheen daarenboven dat het eene oude henne was, waarmede zijn ijzeren gebit zeer gemakkelijk weg wist. Men moet er
| |
| |
bijvoegen dat hij, door al die verstrooiingen, zijn plakkersstiel verwaarloosde en in armoede verviel, zoodanig dat hij door zijne vrouw verlaten werd.
Zijn eerste vliegtuig volgde den vorm na van de vleugelen eens vogels, en was samengesteld uit riet, balein en ijzer. [Hier] geven wij er eene trouwe afbeelding van.
Daarmede deed hij zijne eerste proefnemingen op den uitgestrekten zolder van zijn plafonneers werkhuis.
Later deed hij ook eene proefneming in de bleekerij van den heer De Rudder, in de Peterseliestraat. Het toestel werd geplaatst op het topeinde van eene trapladder; De Groof vloog ermede van omhoog naar omlaag; men moet dus veronderstellen dat hij alsdan meer met het beproeven van eenen valscherm of parachute bezig was. Reeds toen maakte dit eene groote opschudding te Brugge; op de vesting in de nabijheid stonden duizende en duizende menschen om dien zonderlingen toer te zien. Wellicht leven er nog genoeg van om zich de zaak te herinneren.
Toen hij dacht zijn getuig meester te zijn trok De Groof naar Brussel. Daar werd aangekondigd dat men voor een gering inkomgeld het wonder schouwspel van eenen vliegenden man zou kunnen zien. Maar de Brusselaars, meer tot spotten gezind, namen de zaak als eene zwans op en gingen op zulke manier te werk, dat De Groof te vreden was zich, zonder gevlogen te hebben, uit de voeten te mogen maken.
Het was alsdan dat hij naar Engeland trok, verbitterd tegen zijne landgenooten, om zich te verstaan met het bestuur van de Cremorn-Garden, waar hij eene geschikte plaats vond om zijne proefnemingen te doen. Stellig is het dat er in zijne uitvinding wat goeds zat, want hij begon met welgelukte vluchten. In het begin van Juli 1874 kwam hij er toe een zeer wel geslagene proefneming te doen, waarover de engelsche bladen met bewondering spraken. Hij steeg dan op met zijn vliegtoestel van onder aan eenen luchtbal vastgemaakt.
In ons blad van 13 Juli 1874 vinden wij het verhaal van zijn treurig einde.
Op negenden Juli 1874 deed hij eene proefneming die hem moest het leven kosten. Dit treurig einde was, helaas! maar al te wel voorzien door al degenen die, van dicht bij, zijn broos toestel hadden in oogenschouw genomen.
| |
| |
Het was slechts een valscherm waarmede De Groof, des noods, in schuinsche lijn kon naar beneden komen, in plaats van loodrecht te vallen; echter was zij gevaarlijker dan een parachute, omdat het evenwichtspunt, alle oogenblikken door de beweging der vleugelen verplaatst wordende, hem geene vastheid van handelen kon laten. De minste schok, de minste windslag kon het toestel doen omkantelen, zonder dat er mogelijkheid bestond om het verloren evenwicht terug te bekomen. En zulks is dan ook gebeurd.
Sedert verscheidene dagen kondigden groote plakbrieven en aankondigingen in de dagbladen aan dat de vliegende man in den avond zijne proefneming zou hernomen hebben en een afstand van 5000 voeten door de lucht zou hebben afgelegd. De briefwisselaar had in Cremorn-Garden onzen De Groof aangetroffen terwijl hij bezig was de vleugels van zijn zonderling machien vast te maken. Het zag er uit volgens hem als een vogel van groote afmetingen, verbeeld met vleugels als deze eener zwaluw. Hij voegt er nog bij dat men eene groote dosis moed moest bezitten om zich met zulk broos werktuig in de lucht te wagen.
Den avond van den 9 Juli was het weder zeer kalm; geen bladje bewoog zich in de tuinen van Cremorn en men mocht eenen tweeden goeden uitslag verhopen.
Toen het toestel was vastgemaakt aan den luchtbal die hem moest in de lucht voeren, zette De Groof zich neder op zijn planksken, drukte zijne vrouw, die daar ook aanwezig was, de hand. M. Simmons, de luchtreiziger, die den luchtbal moest besturen, trad in zijn schuitje en bijna loodrecht steeg het gevaarte in de hoogte.
Op eene hoogte van drie à vier honderd voet gekomen, hoorde men onduidelijk de stem van De Groof, waarschijnlijk aan den luchtreiziger vragende hem een weinig dichter bij de aarde te brengen, want de ballon ging schuins naar beneden in de richting der Robertstraat.
Eenige oogenblikken later hoorden de persoonen die daar, in de nabijheid der Kerk van St-Luc geplaatst waren, Simmons heel duidelijk tot De Groof roepen:
- Snijdt thans de koord door, want anders gaat gij tegen den toren der kerk botsen.
Op dit oogenblik bevonden zij zich honderd voet van den grond.
- Ja, antwoordde de vliegende man; ik zal op het kerkhof terecht komen!
Hij sneed de koord door, waarmede hij aan het schuitje van den luchtbal vast lag.
Een kreet van afgrijzen steeg op uit de menigte; men zag het toestel zich ineenwringen, verscheide malen ronddraaien en nederstorten op de steenen der Robertstraat op eenige passen van het voetpad.
De vrouw van De Groof, die dit schrikwekkend schouwspel bijwoonde, zeeg bijna zielloos ten gronde.
Men snelde den ongelukkige ter hulp; De Groof ademde nog; maar alvorens men de brokstukken van zijn toestel had kunnen losmaken en hem naar het gasthuis overbrengen was hij reeds een lijk; hij was de hersenen ingestuikt.
Gedurende dien tijd, wierp de menigte zich op het gebroken vliegtuig en vocht om de brokken, zoodat er een groot deel van verdween.
| |
| |
Hetgeen er van overbleef werd op 20 maart 1875 in onze stadshalle ten toon gesteld met de teekeningen en studiën door den verongelukten De Groof opgemaakt.
Deze laatste werd begraven op het kerkhof van Brompton, bij Londen. Een 100tal persoenen volgden de lijkkoets.
Onze lezers zullen ongetwijfeld met belangstelling die bijzonderheden vernemen over den ongelukkigen uitvinder, wien een beter lot misschien ware beschoren geweest, ware hij dertig jaren later verschenen.
Op den achterkant van het [boven overgenomen] portret staat het volgende gedrukt:
De Groof, gezegd de Vliegende Man.
Bij zijne eerste proefneming op 30 Juni 1874, in den hof van Cremorn, heeft De Groof met zijn toestel eene dalende vlucht gedaan, zeer wel gelukt, van eene hoogte van 900 voet.
Zijne laatste proefneming heeft hem het leven gekost.
De Précurseur van Antwerpen, wijdt hem de volgende regelen die zijne ware levensbeschrijving bevatten, en die wij op zijne grafstede zouden willen zien schrijven.
“De arme De Groof was maar 35 jaar oud. Men is pijnlijk aangedaan door de dood van dien man. De kwestie van zijn stelsel daargelaten, moet men toch aan den brugschen uitvinder veel moed, aanhouden en wilskracht toekennen. Zijne ijselijke dood is eenen nieuwen rouw aan te teekenen in het doodenboek der wakkere mannen voor den vooruitgang gesneuveld”.
De “Journal des Inventions” willende eene welverdiende hulde brengen aan dien man van handeling, voor den vooruitgang gevallen, verscheen omlijst met zwart ten teeken van rouw, en schreef den naam van De Groof in het martelaarsboek der uitvinders.
.......’
Dan in La Patrie uit Brugge (16-x-1908):
Le Fou de Bruges.
M. Edmond Van Offel,... donne au sujet de De Groof, ce précurseur de l'aviation, si l'on peut dire, quelques renseignements curieux.
‘- Je l'ai connu personnellement, nous dit-il. C'était un Brugeois. On le surnommait De Brugsche zot, le “Fou de Bruges”, parce qu'il avait voulu renouveler l'exploit d'Edmond Dantès, le héros de Monte Cristo, en se laissant en fermer dans un sac, après quoi il se fit jeter à l'eau. Il parvint à en ressortir. Ce trait vous dépeint le personnage, d'ailleurs doué d'une vive intelligence. Il était géomètre, architecte et ornementiste de talent! Encore maintenant on montre dans un des cafés de la Grand'Place, à Bruges, un plafond qui est son oeuvre. Quant à son appareil, j'ai eu l'occasion de le voir souvent. C'était comme vous l'avez du reste écrit, une espèce d'oiseau, les ailes déployées. Celles-ci étaient fixées au sommet d'un châssis: le siège se trouvait à la base. Les ailes étaient articulées au moyen de deux tirants munis d'anneaux. La queue se trouvait à la hauteur du siège; on l'actionnait au moyen des genoux. De Groof voulut essayer son
| |
| |
appareil à Bruxelles. Il faisait un temps épouvantable. Son ballon - car l'aviateur ent toujours l'intention de s'élever en ballon et de se laisser redescendre ensuite au moyen d'un vol plané - son ballon donc fut mis en pièces par une foule de voyous qui se conduisirent ignoblement. Il alla ensuite à Londres où il fit consolider les ressorts de son appareil. Vous avez raconté le reste, sa chute et sa mort tragique.
Quelques semaines plus tard, on exposa, dans une des salles de la Halle de Bruges, les débris de son appareil ainsi que d'autres machines à voler de son inventionà voler de son invention. L'une d'elles se composait dé poutres munies d'ailes également, mais actionnées au moyen de pédales. Les vélocipèdes venaient alors de faire leur apparition. Je me souviens même avoir conseillé à De Groof de se servir d'une poutre creuse, ouverte aux deux bouts, pour alléger le poids.
Un forain acquit ses appareils et les exhiba sur les marchés. Que sont-ils devenus? Je l'ignore. Certainement si on pouvait les retrouver, Bruges les conserverait volontiers dans un de ses musées. Le Brugsche Zot était fou, certes, mais il l'était un peu à la façon des hommes de génie’.
Insgelijks het Brugsch Handelsblad (3-ix-1910) haalde wat bij: in 't bezonder, uittreksels uit de bladen des tijds, en een afbeedsel van 't vliegtuig waarmee De Groof aan zijn rampe kwam. Met oorlof, en ten deele nemen wij over:
Vincent De Groof, de Vliegende Man.
‘.......................
Vincent De Groof na vaarwel gezegd te hebben aan zijnen stiel, en al zijne stonden en geldmiddelen wijdende aan zijne uitvinding, het vliegtoestel waarvan wij hier een getrouw af beeldsel gevenGa naar voetnoot(1), besloot
| |
| |
zijn vliegkunst in het openbaar te beproeven, en vroeg daarom aan het magistraat der stad Brugge oorlof om ter Kruisvesting eene proef tot vliegen te mogen wagen.
Men verzekert dat de heer Burgemeester Boyaval aan den jeugdigen vlieger deed opmerken dat hem die toelating niet kon worden verleend. ‘Ik voorzie een ongeluk’, zegde de voorzichtige burgervader, ‘ik wil de verantwoordelijkheid op mij niet nemen, onrechstreeksch ‘medegeholpen te hebben aan uwen dood’.
Men beweert dat V. De Groof naderhand een proefneming waagde op het Maeleveld, maar dat zij jammerlijk mislukte. En zelfs is 't zoo wat het algemeen gevoelen dat deze die door zijne tijdgenooten, ‘de Vliegende Man’ genoemd werd, nooit gevlogen heeft.
Wij hebben echter opzoekingen gedaan, en ziehier wat wij dienaangaande gevonden hebben.
De Gazette van Brugge (uitgegeven door L. Herreboudt te tien tijde) bevatte in haar nummer van Woensdag 1 Juli 1874 't volgende bericht:
V. de Groof te Londen. Wij komen door een londensche briefwisseling te vernemen dat de Heer V. de Groof, onze moedige stadgenoot maandag avond 29 Juny om 8½ ure aldaer een gelukkige proef met zijn vliegtoestel heeft gedaan.
De belangrijke luchtvaert had in den publieken hof ‘Cremorngarden’ plaets alwaer er eene ontzaggelijke volksmenigte zich had opgehoopt.
‘De geestdrift des volks heeft den stouten gevleugelden man met warme en luidruchtige toejuigingen, waarbij de stem der kanons zich mengelde, begroet. Maendag toekomende zal de heer de Groof eene tweede luchtreis wagen’.
Zooals men uit dit nieuwsbericht kan opmaken, zou onze stadgenoot inderdaad eenmaal met zijn toestel goed gevlogen hebben, ondanks zijne weinige hulpmiddelen en zijn volledig gemis aan eenigen motor. Men heeft dus wel ongelijk dien stoutmoedigen man belachelijk te willen maken door schimpliederen en spotschriften. Men moet integendeel zijnen moed bewonderen en zijne volherding die van hem een martelaar der wetenschap op vliegkundig gebied hebben gemaakt.
Hoe V. De Groof den dood vond, wordt ons door een bericht der Gazette van Brugge, van 11 Juli 1874 bekend gemaakt. Wij lezen er in het volgende:
De Patrie van gisteren deelde een telegram van Londen mede, kenbaer makende dat de H.V. De Groof de beruchte vlieger, die donderdag avond 9 July zijn tweede proef met zijn vliegtoestel in de hoofdstad van Engeland heeft gedaen, om hals is gekomen.
Latere nieuwsmaren ons uit Londen toegekomen, hebben deze slechte tijding komen bevestigen. Nog een martelaer der vliegkunst! Het treurig toe val van Icarus den eersten, die heeft durven wagen zich bij middel van nagemaekte vleugelen eenen weg in het luchtruim te banen, heeft nogtans zijne navolgers, die hunne onbeschroomheid Ook met den dood hebben moeten bekopen, van hunne ouvoorzigtige daed niet doen afzien.
('t Vervolgt)
|
-
voetnoot(1)
- Ik hope dat de Lezer zal begrijpen dat ik niet aansprekelijk kan zijn, t.w. voor 't ware of 't onware uit deze en verder overleveringen, die ik overnam links en rechts uit den mond van 't volk. Dezelven zijn en mogen heeten: ‘legende’; ze willen ook, alleenmaar naar de wetten en den aard van de legende, beoordeeld en verlezen worden. Ten anderen zonder ‘legende’ geen ‘held’.
-
voetnoot(1)
- De drie neergaande lijnen onderaan aan het vliegtuig, verbeelden een driepikkel, waarop hij hem hield om vanhooge zijn vlucht te nemen zoo ten minste werd mij gezeid.
|