[Bijblad]
Een Woord Vooraf.
In de volgende bladzijden heeft schrijver dezes getracht eene zooveel mogelijk ontledende, samenvattende, vergelijkende en beoordeelende studie te geven over de heden nog tegen elkander strijdende gedachten nopens het aantenemen of te verwerpen gebruik der Grieksclie dichtmaten in onze Nederlandsche literatuur.
Geenszins heeft hij de verwaandheid te gelooven het laatste woord over dat nog immer in geschil zijnde vraagpunt gesproken te hebben, maar hij durft zich met de hope vleien, op de baan die tot de vereffening van dit geschil geleidt een paar bescheiden stappen te hebben gezet en tevens te hebben doen gevoelen dat - wil men de theorie der dichtkunde wezenlijk vooruithelpen, men die nader dan tot heden gedaan werd bij de muziekleer hoeft te brengen, daar muziek en poëzie, tweelingzusters, in den grond op de zelfde princiepen berusten en bezwaarlijk van elkander kunnen gescheiden worden.
Hij acht het dus niet ongelegen, hier het plan dat hem vóor oogen stond in een paar woorden uiteen te zetten, met de voorafgaande bemerking dat hij de zaak niet in hare kleine bijzonderheden (die tot een leerboek over prosodie of over metriek behooren), maar alleen in hare groote, breede omtrekken beschouwd heeft.
Het steunpunt vanwaar hij is uitgegaan, is de Rhythmus, die eigen is aan alle de ‘bewegelijke’ of ‘handelende’ kunsten, waartoe ook de dichtkunst behoort. - Dit princiep, als grondsteen dier kunsten aangenomen, op welke wijze wordt het in de poëzie belichaamd?... Door stemdruk en sylbenduur, d.i. accent en quantiteit. - Hebben wij,