‘zooveel’ kisten met glas op weg waren van Parijs of van elders, en dat hij ze tegen 's anderdags tzijnent verwachtte’... Lowie voegde er telkens bij: ‘dat is 't woord van de waarheid!’ En ge moet weten, Lowie zijn huis was eigenlijk zoo groot als een schorte!
Lowie was soldaat geweest in den Oost. En hij had vele tegengekomen, veel, ougeloovelijk veel en aardige gevarenissen. B. v. als hij ernaartoe heenvaarde, hij was met een makker mee. ‘En onderweg die makker wilde een keer zijn handen wasschen, zei Lowie, - en ja, van altijd visch te eten, ze plakten - ... en hij wiesch ze in de zee. Hier in de zee, ge zoudt hier alsdan altemets wel een keer een geernare voelen drijven... maar daar! Er kwam daar alseffens een “knokkedrielje” uitgesprongen, zei Lowie, alzoo zi'.. en die heeste zei: “hang!” en ze stekte mijn maat zijn een arm mee, en de sukkelare stond daar!...’ Lowie en had niets... - God zij gedankt - 't doet, hij had een geheel klein beetje verschoten’...
't Was 't woord van de waarheid! Zulke wreede dingen had Lowie beleefd...
En weet-je wat ook nog?... Maar dit was nu iets vanuit den oorloge van 't jaar '70. Lowie kende daar heelwel 't fijne van. Trouwens hij had hij gediend in den Oost, zeven jaar lang; en niets en gingt gij noemen van oorlogen, waar dat onze Lowie niet thuis in en was.
‘Zoo..., vertelde Lowie, 't was in 't jaar '70. 't Lei aan om oorloge te zijn, en ze trokken in de matte van weerskanten. Zoohaast ik het hoorde, 'k pakte mij op, 'k schartte achter mijn hoed en mijn stok, en 'k was al op weg... naar MacMahon, naar den ‘chef’ van de Franschmans. Daargekomen 'k vroeg om erbij te mogen; en 't mocht zijn, ze lieten me binnen. En ge moet weten, ik had een plan mee. 'k Zegge tegen MacMahon, 'k zegge: ‘kijkt MacMahon, wil-je me gelooven, voert dit plan uit, en in drie dagen 't is panne: de Duitschraans liggen plat, en ge zijt gij baas boven baas!’ Maar MacMahon en wilde er niet van weten, op geen middelen; en hij stak me buiten... 'k Peisde toen: ‘ge zult gij u dit beklagen, vogel!’ En ik, rechte naar den vijand... Seffens gevraagd achter Bismarck. En Bismarck kwam... 'k Toonde hem mijn plan... ‘Toe, doet dat, zei ik, en in drie dagen... versta-je me...?’ - ‘Ja, zei Bismarck, 'k en ben ik daar eigenlijk zoowel niet in thuis; 'k en ben