Biekorf. Jaargang 22(1911)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Onsterfelijk DOOR kille misten vaart een wintersch ademjagen en amper nog verlicht de zon de bleeke dagen: de zomer is voorbij! Het weelderig loofgetooi geveld ligt aan de voeten der hoornen; 't blinkt alom een gouden afscheidsgroeten van 't zonnig jaargetij; en 't zucht weêr al wat moet zijn zomerschoonheid derven: ‘het leven is een rook en 't eind van al is sterven!’ Is sterven!... niet voor mij! Want sterft het al wat ooit verkreeg te mogen leven, toch iets zal onberoerd, onroerbaar zijn gebleven als alles is voorbij: mijn ziel! mijn eeuwge ziel, wat tijdlijk is laat korten, wat broos is breken en, wat vallen moet, laat storten onstoorbaar aan uw' zij! Want als de aloude tijd den laatsten zijner dagen ook veeggeworden, zal 't verleden binnen dragen, blijft ongestorven gij! Caes. Gezelle. Vorige Volgende