| |
| |
| |
[Nummer 3]
| |
Voornamen
Ferdinand
DEZE naam wordt, in de oudere tijden, alleenlijk in Spanje aangetroffen, en is dan, alhoewel uit twee deelen bestaande, die ook bij de andere germaansche volkeren tot het vormen van eigennamen aangewend worden, uitsluitend wisigotisch. Later is hij uit Spanje overgegaan tot Italie, Oostenrijk, en van hier in verscheidene vorstelijke huizen van Duitschland. Het vereeren van den heiligen koning Ferdinand III van Castilie, gestorven in 1252, kan ook tot het verbreiden van dien naam, vooral in de naburige gouwen van Frankrijk, bijgedragen hebben.
In spaansche oorkonden wordt deze naam, sedert de 10de eeuw, veelvuldig gevonden. Hij verschijnt onder de vormen: Fredinandus, Fredenandus, Frednandus, Fretnandus, Frenandus; en, met gewone omzetting der r, onder de vormen: Ferdinandus, Fernandus, en eindelijk
| |
| |
Ferrandus, met assimilatie van rn tot rr. Sedert de 13de eeuw zijn de twee laatste vormen, te weten Fernandus en Ferrandus, verre weg de gebruikelijkste, alhoewel, in ambtelijke stukken, de oudere vormen ook nog te voorschijn komen. Onze graaf Ferrand (1212-1233), zoon van koning Sancho I van Portugaal, wordt in de oorkonden Ferrandus, Fernandus en Ferdinandus genoemd; in de middeleeuwsche, latijnsche, fransche en vlaamsche kronijken, schrijft men Fernandus, Ferrandus, Ferrand en Ferrant.
De gewone spaansche vorm, als voornaam, is Fernando, waaruit het veelvuldig voorkomende Fernandez. De maagschapsnamen Ferrando, Ferrant en Ferrandez leggen getuigenis af van het eenmalig gebruik van den vorm Ferrando.
In het Castiliaansch echter moest Fernando overgaan tot Hernando; dit wordt bevestigd door de geslachtsnamen Hernando, Hernandez, Hernanz; waarnevens ook, mits inlijking van rn tot rr, Herranz, Herraez, Herraiz, Herraz.
In den vreemde is het vooral de oudere, geleerde vorm Ferdinand. die als voornaam dienst doet, en in 't Zuiden van Frankrijk zelfs als geslachtsnaam voorkomt.
Ook Ferran, Ferrand en Ferrant is in 't Zuiden van Frankrijk zeer gemeen als maagschapsnaam; zelfs in 't Noorden van Frankrijk, en tot in Belgie toe, vindt men Ferrand en Ferrant: al deze namen klimmen waarschijnlijk op tot het oude hispano-wisigotische Fredinandus.
Te Brugge en te Brussel bestaat de geslachtsnaam Fernande. Het is waarschijnlijk dat, onder het Spaansch bewind, de naam Fernando (stemzaat op de tweede lettergreep) bij ons in gebruik gekomen is, en dat de onbeklemtoonde uitgaande o, naar vlaamsch gebruik, door e is vervangen geworden, - vooral in de niet ongeoorloofde veronderstelling, dat deze naam nog tot oudere tijden, tot deze van onzen graaf Ferrand van Portugaal, zou kunnen teruggebracht worden. Mogelijk kan Fernande ook beantwoorden aan het patronymicum Fernandez. In 't Zuiden
| |
| |
van Spanje immers is de uitgaande z (en s) aan 't uitsterven, en in enkele gouwen gansch verdwenen. Hoe oud deze strekking is, kan ik niet zeggen; maar is 't dat zij tot de 16de, of toch tot de 17de eeuw opklimt, dan kan ons Fernande wel aan een Zuidspaansch Fernandez beantwoorden.
Te Brussel bestaat ook Fernandes: dit is een modern spaansch Fernandez of portugeesch Fernandes. Het is echter ook mogelijk dat de naam dagteekent uit de tijden van het spaansch bewind in de Nederlanden.
De naam is ontstaan, niet zooals Förstemann wil, uit fardi- = ‘liter’ + nantho-; maar zooals uit de oudere vormen blijkt, uit frithu + nantho-. Frithu, os. frithu, ohd. fridu is ‘vrede’ te zeggen; nantho- behoort hij got. nanthjan, ohd. nenda = ‘wagen, voorwaarts streven’. Beide doelen zijn algemeen germaansch, en overal in gebruik tot het samenstellen van eigennamen; b.v. Frederieus (middeleeuwsche geslachtsnaam Vrerick, nu, waarschijnlijk, Vlerick en Vleurinck), Fredebaldus oudere oostvlaamsche geslachtsnaam Verdebaut, nu Verrebout, te Brugge en te Blankenberge), Godefridus (Govaert), Haginfridus (Heyvaert); Nantger, Nandhart, Elinand, Hildinand, enz.
| |
Elvira
Een derde hispano-gotische naam, die in de vorige eeuw eene overigens beperkte uitbreiding bereikt heeft, is Elvira, waarschijnlijk om reden der Elvira, die door Lamartine bezongen wierd.
In de 10de eeuw, wordt deze naam geschreven Geluira, Giluira, Geloira, Geloyra, Giloira; sedert de 11de eeuw vindt men Ylvira, Ilvira, Elvira. - De g voor e, i is in het Spaansch weggevallen, gelijk in (h)ermano uit germanns, (h)elar uit gelare, (h)inojos uit *genuculos, enz., al woorden die vroeger zonder h, doch in de huidige spelling met eene nooit uitgesproken, en dus volkomen overtollige h, geschreven worden.
| |
| |
Het eerste deel van den naam is waarschijnlijk de germ. stam gailo-, hd. en ndl. geil, os. gêl, met de beteekenissen: ‘vroolijk, lustig, - weelderig, dartel, wellustig’, got. gailjan = ‘verblijden’. - De germ. tweeklank ai schijnt bij de latere Ostrogoten van Italie tot ê verenkeld te zijn; bij de Wandalen van Afrika vindt men voor dien tweeklank bij de nauwkeurigste schrijvers en op de muntstukken ei, b.v. Geilamir; bij de Grieksche en niet weinig latijnsche schrijvers echter e geschreven. Ook bij de Wissigoten van Spanje is ai, door ei heen, b.v. Geila, broeder van koning Suinthila, genoemd in een Concilie van het jaar 633, tot ê geworden. Deze ê, die wel gesloten was of het geworden is, kon, na eenen palatalen klank als g, ook door i verbeeld worden. *Gail-wêra > *Geil-wêra > Gel-, Gil-uira of-oira > Elvira.
Het tweede deel is germ. wêro-, later westgerm. wâro-, in got. unwêrjan = ‘verstoord zijn’, ohd. wâra - ‘goede gezindheid’, ndl. meewarig, ohd. mitiwâri - ‘zachtmoedig’, alawâr(i) = ‘goed, vriendelijk’, on. vaerr = ‘vriendelijk, zacht, aangenaam’. Deze stam kan hoogerop verwant zijn met zend. vâra = ‘wensch, gave’, gr. ἠ̑ρα = ‘het gewenschte, gunst, liefdedienst’. - Ook ons woord ‘waar’, verwant met lat. vêrus, beantwoordt aan eenen stam wêro, waarschijnlijk uit wes-ro- = ‘het wezende’, zoo 't schijnt, verschillend van den voorgaande, en minder passend tot het vormen van eigennamen.
De germ. open ê (aȇ), uit indogerm. ê, was in het got. van Wulfila reeds eene geslotene ê geworden, om naderhand over te gaan tot î. Bij de Wandalen en Ostrogoten wisselen e en i elkander af, b.v. wand. Geilamir, Geilimer, Ostrogot. Sisevera, Sisevira, enz. Bij de spaansche Wisigoten vindt men nog Remiswera in 618; en, op een of twee uitzonderingen na -Wittimer, in 572-altijd -mir(us). Hier echter is de ê bewaard na r, in -rêd(us) = westgerm. -râd-, b.v. Theuderedus, Reccaredus, enz., en tot heden toe in de plaatsnamen Turey, Recarey, uit (villa) Theuderedi, Reccaredi. Een bijvorm -rid(us) is in Spanje onbekend.
| |
| |
Bij de Noord- en Westgermanen is de germ. ê, op verschillende tijdstippen, overgegaan tot â. Bij de Franken vindt men nog Leudovera in de 6de eeuw; maar vanaf 't begin dezer eeuw wordt de ê allengskens vervangen door â, zoodat in de spelling de twee naamdeelen -wara, met korte a en -wâra, zonder onderscheid, samen gevallen zijn.
Buiten deze drie, zijn er mij geene andere hispano-gotische namen bekend, die bij ons ingang gevonden hebben. Hier volgt, nu, als toemaat, een germaansch-italiaansche naam, te weten:
| |
Aloïs
Gedurende lange eeuwen was deze naam in onze streken onbekend; ook is het niet aan inheemsche overlevering, maar aan de vereering van den heiligen Aloisius van Gonzaga, dat het gebruik ervan te wijten is. Vroeger nochtans was hij tamelijk verspreid Cassiodorus noemt eenen Aloisus in Italie: deze schijnt nochtans geen Ostrogote geweest te zijn. Alauuis wordt gevonden in Duitschland, a. 780-796 (Cod. dipl. Fuld.). Ook in 't Zuiden van Frankrijk staat deze naam bekend in het Polypticum Irminonis; en zelfs in 't Noorden vindt men eenen Aluisus, eerst als abt van Anchin, daarna als bisschop van Atrecht, alwaar hij stierf ten jare 1148.
Maar het is vooral in Oostenrijk, Beieren en aanpalende gouwen dat de naam Aloïs, heden ten dage, talrijk voorkomt. Hier is hij misschien als erfgoed uit vroegere tijden overgebleven; het is ook mogelijk dat hij, van deze streken uit, in het Noorden van Italie zou verspreid zijn, of zoo niet, toch ingang gevonden hebben in het vorstelijk huis van Gonzaga.
Het germ. Alwîs luidt in het italiaansche latijn Aloisius, instêe van Aloisus. Dit beantwoordt aan eene algemeene strekking, die zich bijzonder geldend maakt bij de woorden die uitgaan op s: zoo is het germ. grîs, in het middellatijn griseus geschreven, waaruit it. grigio; bij de Langobarden
| |
| |
vindt men ook Aruisi en Randuisius; bij de Spanjaards Nitigisius voor en nevens Nitigis en Nitigisus; ook het fransche Louis is, waarschijnlijk door een latijnschen vorm Loisius, in het Italiaansch Luigi geworden. Aloisius bestaat in het ital. onder den half geleerden vorm Aloisi, waarnevens misschien meer volksmatige gedaanten in gebruik zijn. Uit Aloisi of Aloisius komt het fransche Aloïse en daaruit ons Aloïse. Nu echter wordt in het Fransch Aloïse gewoonlijk vervangen door Louis, zoodat deze naam daar met Louis, uit Hlodowicus, samen gevallen is.
Al(a)wis is samengesteld uit ala, behoorende bij al = ‘geheel’, en wîs = ‘wijs’, behoorende bij weten. De naam beteekent dan ‘alwijs, heel of zeer wijs’. Opmerkelijk is het dat in de noordsche mythologie een dwerg - aan 't volk der dwergen of elven worden kennis en wetenschap, schranderheid van geest en kunstveerdigheid toegeschreven - denzelfden naam Alviss draagt.
Adzo
|
|