weging en drift in zijn korte gebaren. Veertig jaar was hij reeds weg uit Limerick en nooit had hij zijn vaderland teruggezien, doch zijn kinderen moesten 't zien kost wat kost. Dan was het een bezingen in de teederste liefdewoorden van 't ongelukkig vaderland, een aandoenlijke weeklacht over 't goede volk dat daar in armoedige ellende den dood sterft dag aan dag, een schielijke vingertrilling naar de beeltenis van O'Connell, den grooten man ‘wiens hart de Paus van Rome gevraagd had’ en toch ten slotte het krachtdadigste betrouwen in de redding en herleving van de op God berustende natie. Hij sprak zoo wonderschoon over 't heilig gevoel der vaderlandsliefde dat ik als onwillekeurig een innige genegenheid en ook een eerbiedige hoogachting voor hem kreeg. Nu staar ik op dit kaartje dat zijn zoon me onlangs toezond: ‘Vader is onverwacht overleden.’ Ach! die goede Thomas O'Neill dood! Hij ruste in vrede. Duizenden gaan we onverschillig voorbij op den levensweg, maar een edele ziel is een eeuwige vriendschap en een eeuwig aandenken waard.
Ik stond op den oever der Iersche zee, te Blackpool. Overal krielde het van 't volk, op het strand, in het aquarium, op de elektrische trams die aldoor ting-tingend over en weêr renden, op de trappen van het Kursaal of ‘Winter-gardens.’ Alles gaf weelde en levenskommerloosheid uit: daar brengt een deel der Engelsche bevolking haar verlofdagen door. Bij hoopen wandelden ze statig heen en weêr en even talrijk stonden ze hier en daar te giechelen bij de lollige handeling van een buikspreker onder zijn tent. Overmorgen zou Caruso komen om over duizenden hoofden van onbezorgde menschen de macht van zijn tooverstem uit te slingeren en de lieden beloofden zich veel, veel van dien avond.
Het werd later in den namiddag; zwarter en zwarter werden hemel en zee. De ontmetelijkheid, omhoog en omlaag, smolt ineen tot één zelfde wijde somberheid van water en wolken; het leek een nare, reusachtige rouwsluier neêrgelaten uit de hoogte over de wereld daar achter.