Biekorf. Jaargang 20(1909)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 181] [p. 181] Vroede Beesten LANGS vergroeide dijken voort, overlommerd met wijdouwen en met mager groen beboord, trok boer Naas, al ariouwen, met twee koeien, zwaar geblokt, bij versleten' krote-banden rond hun horens toe genokt, in zijn groote knobb'lig' handen: ‘Weiden!’ ruld' hij: ‘Ster’ en ‘Mol Weiden! beestjes, dapper smullen! Weiden! g'heel uw buikske vol, dat ge kunt de ketels vullen.’ Sterre schoer dien mag'ren kant en ze speelde kwijlend binnen. Molle stond, met slappen band, op wat veier groen te zinnen. Maar z'en kon geen stapke toe, Sterre graasde boomslag stille. Al op eens, dat wachten moê, stak z'heur maat, in 't vet der bille: ‘Stille Molle! Ster ouw! ouw!’ grolde Naaske: ‘Dapper weiden!’ Ari ari ariouw! of mijn knippel zal u scheiden. Maar zijn dreigen kwam te laat; Ster, al door haar neuze blazen, wipte grollend op de straat en deed Naasken omme spazen. Molle, met een korten wrong, deed haar vorte koorde breken, wijl ze Sterre tegen-sprong, die op haar kwam afgesteken. [pagina 182] [p. 182] ‘Ouw!’ riep Naaske: ‘Sapt u wat!’ en 't greep Sterre bij de kodde, maar ze sloeg het boerke, dat 't perse-ver rold', als een vodde. Neuzen open, kodden op, beukten nu de vroede beesten, woedend, op malkanders kop en labeurden muil en leesten. Stuipend, wringend, knielend, recht voorwaarts rukkend, weêr gestoken, werden beiden, in 't gevecht, elk een hooren afgebroken. 't Suste daarmeê, al op eens en, om 't heete bloed te stillen, bezen zij, al weêrom 's eens en ze zetten 't aan een drillen. Maar dat drillen werd al ras zotte vlucht, met bokkesprongen, dweers door terwe, rog en vlas, dat hun schoen' vol herels hongen. Daar zat Naasken, uitgeput, Knielend, pijnelijk te zuchten: ‘Moord! och moord! 'k ben uitgeschud. Aai, mijn arme schoone vruchten! Warden Oom Vorige Volgende