Biekorf. Jaargang 19(1908)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Rodenbach's cantate EN spraakloos staarden zij elkander aan vol bleek verdriet, de knapen uit den lande... De dood had hunne hoop en liefde stukgeslaan! Wiens scheppende geest het onverwelkbaar leven baarde den eersten morgend van het leven nauw ontwaarde... Hij zong reeds 't liefdelied aan de eeuwige stranden. En rozen strooiden ze op z'n beddekijn en lauweren snoerden ze om z'n hoofdekijn en weenend zongen zij dat liedekijn zoo droef: - ‘Vaarwel, ons goddelijk broederkijn! Och, nimmer kan uw hand nog den haaing zwaaien, och, nimmer zal uw mond nog bij 't tooverlaaien des Geestes, 't zielelevens het woord inwaaien!... Vaarwel, ons goddelijk broederkijn!’ Zij plantten op het graf het vrededragend Kruis en de oude Vlaamsche Leeuw houdt wacht bij 't doodenhuis. Maar Dood heeft niet den geest gesmoord... Hij bracht den knapen 't wekkend woord: [pagina 349] [p. 349] het zingt nog in den wilden wind het kletst nog in de noorder zeeuwe het dreunt nog op den duinenhil gedragen door de storremmeeuwe: naar 't Oosten niet, maar Vlaanderenwaard ging toen de kinderenkruisevaart. En thans, na jaren kamp en lijden, o gij, de hopman steeds in 't strijden verrijs weer uit den grave: hier staan ze de oude braven, met duizendtallen knapen meer! Verrijs en doe uw ronde weer!... Begeester hen nog uw stralend oog en voere uw tooverhand de zielen hoog! Hoezee! hoezee! Het beeld, dat jaren leefde in ons, gloort daar, vereeuwigd in het brons! Hoezee! Hoort! stemmen uit het grootsch verleden!... uit snekken aan de gindsche reê dreunt: Vliegt de Blauwvoet! Storm op zee!... De Coninck, Breydel, de Eerste Martelaar, zij allen te Brugge of Kortrijk zegevierend of gevallen uit verre diepten juichen mede en door uw stem gewekt de bronzen Roeland klept! Hoezee! Zie! kinderen strooien rozen aan uw voet en onder glansende vlaggevouwen een harpzang zingen vlaamsche vrouwen en heerlijk tiegt de grootsche knapenstoet! Hoezee! 't Is 't stormend juichen thans van Vlaanderen gansch, den strijderseed door U gezworen, waaruit ons volk eens wordt herboren: ‘Ons Vlaanderen bovenal in der eeuwigheid!’ A. Peeters Vorige Volgende