Biekorf. Jaargang 19
(1908)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
't Hof van Becelare
IN 't heimelijk beluik van beuk en eikendreven,
hier, rond uw eenzaam graf, omvijverd en omwald,
uw eedle naamGa naar voetnoot(1) mij allentheen in de ooren schalt,
o! doodgezwegen oord, dooraamd van vroeger leven.
Vergruisd is 't oude slot, verslijkt de breede grachten.
Het machtig opperhof, tot nederhof nu strekt.
Wat mager gers en riet zijn schrale lanken dekt,
en, 'k hoor het treurgezang van die het vee daar wachten!
Ach! mocht er nietmedal uw ijdelheid bewaren?
Noch staak, noch steen, noch wapenschild komt 't mij verklaren;
de onsterflijke eikendreef spreekt mij alleen nog aan,
en voert mij onbewust naar de eeuwenoude kerk.
Daar vind ik toch uw schild die edelt kelk en zerk.
God dank, dat eik en kerk door de eeuwen blijven staan.
Horand |
|