| |
| |
| |
[Nummer 23]
| |
Eene verbetering aan Biekorf
't BEREK van Biekorf is gelukkig aan de geëerde Lezers, met zijnen besten groet, uiterst goed nieuws aan te brengen.
Vanaf het naaste jaar voort, zal ‘Biekorf’ alle drie maanden een zoo-volledig-mogelijke boekopgevinge bezorgen van alles wat over vlaamsche folklore uitkomt, of over iets dat daartoe kan baten. Zulks zal geschieden iederen keer in een bijblad; en de schikking zal zijn naar den aard der geschiedkundige bibliografie uit de Annales de l'Émulation de la Flandre Occidentale.
Zal het nu alles gaan folklore zijn wat in Biekorf gaat staan? hooren we vragen. - Neen! enkel: om de drie maanden een bijblad daarover, zeggen we; en dan hier en daar, in 't lijf zelve van Biekorf, 't een of 't ander dingsken over folklore, naar beliefte onzer opstellers; zooals het tot nu toe geweest is, en niets meer.
Buiten dat bijblad, blijft ‘Biekorf’ als voorheen: een
| |
| |
leer- en leesblad voor alle verstandige Vlamingen - tegen 4 frank 's jaars -; een blad dat handelt in gemoede over alles wat - voor 4 frank 's jaars - verstandige West-Vlamingen aan andere verstandige West-Vlamingen zeggen kunnen; het blad van G. Gezelle zaliger, en zooals het door hem gesticht en ingezet werd... Dus met voort letterkunde, boekbesprekinge, gedichten, verhalen, opstellen over taalkunde, geschiedenis, wetenschap, enz... Biekorf 'n behoeft niet een blad te worden uitsluitelijk van letterkunde, of uitsluitelijk van oordeelkunde, of van dichtkunst of taalkunde; evenook niet van folklore. Andere vlaamsche tijdbladen bestaan daartoe: De Dietsche Warande en Belfort, Volkskunde, enz. Waarom in een gebuur's land gezaaid? Deden we dat, oftewel de gebuur gerocht van zijn land kwijt, oftewel wij van ons zaad. Onnoodig: de zonne schingt voor alleman. Daarbij - 't was Gezelle's meeninge - Biekorf is en behoort te blijven een leesblad vooral. Wel een leerblad ook, maar toch altijd een blad dat gemakkelijk leest; iets om daaraan te genieten als men rusten wil; sneukelgebak, 't eene eruit mag wel zwaarder zijn dan 't andere, immers voor de zwaardere magen; maar sneukelgebak toch, op voorwaarde dat het gemaakt zij van deugdelijken deeg, en met daarin goê spijzende ware! Dusdanig was Biekorf van den beginne af, en is dusdanig nog tot heden toe. Biekorf was soms wel: taalkunde-achtig... een tijd, verhaalachtig een tijd, geschiedenis-achtig een tijd, letterkunde-achtig een tijd, naarmate de wind in West-Vlaanderen uit zulk of zulk een kant blies; maar Biekorf en was nooit enkelmaar taalkunde of verhaal, enz... Hij bleef altijd over zijn geheel een blad dat alle de West-Vlamingen wel kennen en noemen ‘'t onze’, en dat alle de vreemde Vlamingen hun benijden, en beduidelijken als ‘'t
Wvl. blad’. Hij bleef altijd 't zelfde en was altijd nieuw! Zoo weze hij nog lange! En hij zal 't, als 't God belieft!
Welaan ten naasten jare, zal hij nogmaals Biekorf-voort zijn. Echter weêrom met iets nieuws. Letterkunde-achtig
| |
| |
blijft hij. En ons doel en is niet hem nu meer folklore-achtig te maken. De wind en zit aldaar niet. Maar...!
Zonder folklore 'n ware Gezelle nooit Gezelle geworden. Hij was de eerste in Dietschland, zegt men, die hem daarmeê bezighield. Ja, maar al was hij de tweede of de vierde daartoe geweest - dat was 't minste -, zonder zijn eeuwig luisteren naar Vlaanderen's ‘loquela’, naar Vlaanderen's spreken en zingen en zuchten, zou hij ooit geweten hebben wat op Vlaanderen's herte lag en in Vlaanderen's ooge stak, en in Vlaanderen's oore en mond... en daarvan kunnen de tolk geweest zijn? Neen hij! De taal, meende hij, moest men op 's volks lippen leeren, en uit 's volks doeninge,... dus door folklore. Om de West-Vlamingen in het vlaamsch te leeren lezen en schrijven en genieten, stichtte hij Biekorf. En onder zijne handen, werd heel zijn Biekorf, zonder daarvan den naam te hebben, vanzelfs een folklore-achtig blad: een korf waar vlaamsche bieën het vlaamsche honingsap zouden indragen (dat sap was folklore), en hetzelve daar tot vlaamsch zeem verwerken (dat zeem was taal- en letterkunde en geschiedenis en wetenschap).
Doch thans is er zulk eene macht folklore-sap in Biekorf en elders bijeengebracht, dat de bieën niet meer 'n weten waaraan eerst gekneed, ook niet meer 'n weten of er nog in Vlaanderen sap te rooven overblijft. Welaan, wat gedaan met die folklore? Is folklore eene wetenschap? of allerminst: kan er wetenschappelijk op gewrocht worden, zoodat er wetenschappelijk nut uit voortkomt? Zoo ja, hoe daaraan begonnen? Allemaal vragen waarbij men staat te draaien, en waar tothedentoe, in Holland en in Belgenland, niet duidelijk noch stelselmatig-voort, op geantwoord wordt. Hier en daar in onze streke, meer in Duitschland, bespreekt men nogal onder de bovenstaande vragen deze-of, minder deze-hoe, en de wetenschappelijke folklore en bestaat nog niet. Taalkundige studieën, geschiedkundige vorschingen worden gedaan... maar dat is nu ook taalkunde liever, en geschiedenis geweest, en geen folklore! Zal het
| |
| |
ooit anders gaan? Daarop en kunnen we niet antwoorden! - Of zal Biekorf dien toestand beredderen? Ha! Dat is wat anders! Hierop kunnen we wel antwoorden, en stout zeggen: ‘Neen!’ Dat en is in Biekorf's werk niet, noch in zijn doel noch in zijn kracht, noch in zijn geest noch in zijn geld, noch in niets van alles wat hem toebehoort! Maar er is iets waarmêe men best overal zou begonnen hebben, en niet en begon; en dat kan Biekorf beproeven, en beproeven zal hij het.
Dat is 't volgende: Geen ernstige wetenschap zonder bibliografie. Door bibliografie wordt tijd gewonnen in 't zoeken; worden herhalingen vermeden, en geld gespaard; worden vondsten vermond, en krachten verdubbeld; worden gadingen opgewekt, en onderwerpen mogelijk gemaakt. Geen wetenschappelijke studie over dingen van stelligen aard, of men werkt eraan eerst bij vergelijking, en dan bij terugschouwinge: vergelijking immers met andere uitslagen die eventoen gevonden zijn, en terugschouwing over verleden daadzaken van den aard van deze die men behandelt. Doch hoe, zonder bibliografie, eene en andere van deze beide werkwijzen aangevangen? Onmogelijk! Zoo is 't in alle daadbetreffende studieën, ook in geschiedenis en taalkunde, en... ook in folklore. Wat de folklore betreft, gronden werden bijeengebracht, en worden 't nog dagelijks; ontelbaar vele. Maar waar, en hoe, en welke? Zelfs ingezien aleen de Dietsche landen, zijn ondenkelijk veel bouwstoffen verzameld, en voort verzamelt men er. 't Wordt tijd daar schikking in te brengen. Reeds meer-dan-eens heeft iemand die lust had op bouwen, gepoogd met die stoffen een huizeken op te trekken; doch welken last 'n kostte het hem niet; en dan als zijn gebouwtje daarstond, had de man wel moeten kunnen andere en vreemde gebouwtjes nazien, om te vernemen of het zijne evenkloek als deze andere, en evenwelgemaakt was. Hij en kon het niet omdat alle de noodige stof- en stelaangevinge ontbrak. En dat was jammer.
Twee slag boekenschouwingen zijn er vandoen. Een
| |
| |
eerste (een bibliografie om ineens op te maken) die aangeven zou alles wat totheden verscheen van dienstigs tot folklore. Zulk eene en bestaat hier nog niet, en 'n bestaat nievers volledig. Verder een tweede (eene die regelmatig wederkeerend uitkomt) die aanbrengen moet alles wat vanhedenvoort het licht ziet en baten kan tot folklore. Dergelijke stelselmatige bibliografie als deze tweede, en werd nog voor geen land verwezentlijkt, voor geen land op een of twee naar; en daar waar ze bestaat, als b.v. in Zwitserland of in Duitschland, is ze ook maar plaatselijk of onvolledig opgesteld, oftewel en komt ze niet regelmatig uit. Biekorf nu zou willen de schuld zijn dat 't eerste slag boekschouwinge mogelijk worde, en dat men 't tweede overal aanvange. Niet rechtstreeks en kan hij aan 't eerste werk beginnen; dat en is geen werk voor bieën of biewerk, dat is ‘peerdewerk’. Maar aan 't tweede kan hij wel, en daaraan is 't dat hij zal beginnen: t.w. aan een voortloopende boekopgevinge. 't Is een voorbeeld dat hij geven zal, en dat doen van hem kan elders nagevolgd en ja verbeterd worden.
Van eigen is de folklore, die hier in te zien valt, eerst en hoofdzakelijk de dietsche folklore. Ook zullen we ons ooge meest op dietsche gegevens gevestigd houden, althans voor 't aanwijzen van gronden en stoffen. Doch in de bate van velerhande werk, zullen we ook behoeven boven ons kimme te kijken. B.v. alles wat werkwijskunde of methodologie betreft, is uit alle streken over te nemen; zijn ook vanoveral over te nemen de werken van den algemeensten aard, als zijn: werken over voorheensche volkeren, waarvan wij Dietschen nogook een takje zijn; dan nog de folkloristische schatten en beschouwingen van bij de gebuurs, omdat menige onzer ooftboomen uit hunnen grond meêzuigen; eindelijk van gelijkwaar, deelsgelijkende gevallen als bij ons voorkomen, met de besprekingen erover, - al was het maar als tegenbeproevingen van onze vondsten en bevindingen.
'n Is ons werk tewege geen droom? We antwoorden:
| |
| |
als 't een droom is, 't is dat we slapende zijn. Dus 'n kunnen wijzelf in dit geval niet oordeelen. Maar weet men wat? Die 't meent dat we droomen, 'n loope niet gaan schande fluisteren daarover, en ons beknibbelen in hoeken of kanten waar geen zon of maan en komt; hij trede stout voor den dag, en nijpe stevig in onzen arm. Als we hem kunnen afweren, 't is dat we niet en slapen; en kan hij ons zeer doen, 't is dat we inderdaad sliepen, en hij zal ons wakker maken. In beide gevallen zullen we daardoor onszelven meer bewust worden; en dat en kan ons geen kwaad doen. Dank op voorhand.
Alleszins en zal ons werk geen leute zijn: noch voor ons die 't doen, noch voor velen die 't zullen gedaan in handen krijgen. Maar wij we zullen ons beste doen. De lezer ook en eische niet te veel - en zorge zelfs voor nog nieuwe inschrijvers -. Ons doel is eens de zake te beproeven. 't Eerste jaar zal ons werk onvolledig zijn; 't tweede al iets beter; en 't derde misschien voldoende. Mag iemand meer van ons wenschen? En 'n slaat ons pogen niet goed meê, we geven 't eerlijk op. Zal 't kwaad geweest zijn te hebben willen deugen?
God gave dat onze taak lukke. Biekorf zou medeen (en dat reeds almaar in zijn bijblad) voor wetenschappelijke folklore, alle ander tijdbladen uit welke streek ook, misschien kunnen vooruitschieten. Ware dat jammer? Zeker toch niet! En toch ware Biekorf de Biekorf van vroeger gebleven, d.i. niettegenstaande nu een brokske zwaarder kost er nog bij, het smakelijkste sneukelgerecht dat een Vlaming na zijn werk kan nutten en genieten.
't Berek van Biekorf
|
|