Biekorf. Jaargang 18
(1907)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 346]
| |
nemen? Zullen zij, zal de mensch met al zijn verstand eeuwig moeten onderdoen voor eenen hoop kwaadwillige levelingen? Is het leven al lang niet bitter en lastig genoeg? Dat het nog mossels waren, maar oesters!’ Alhoewel ik, in zake van eten en drinken, reeds ruimen tijd mijn lichaam heb leeren kastijden en mijne neigingen tegenwerken, toch kan ik het in mijn hert niet vinden aan die welgemeende en redelijke klachten onverschillig te blijven, en heb ik het op mij genomen mijn voorgaande artikel ‘Over Oesters’ in Biekorf, met deze kortbondige studie te volledigen. Van over ouds stond het bekend dat de oesters zware buik-stoornissen kunnen te wege brengen. In herfstmaand van 't jaar 1603 werd de fransche koning Henri IV, te Rouen, schielijk getroffen ‘d'un grand dévoiement jusques au sang, que les médecins disaient provenir de trop d'huîtres à l'écaille qu'il avait mangées’. Wilt dat nu enkel zeggen, zoo ik meene, dat Henri IV rauwe oesters opat, oesters uit schelpen, of beteekent zulks dat die koning, die gulzig was, nu en dan zonder achterdenken eene scherf van zijne oesterschalen in stukken knabbelde en inzwolg? De geneesheeren die hem bezorgden twistten daarover. Een dingen is zeker, 't is dat gestampte oesterschelpen te dien tijde hoog in aanzien waren, tegen 't zuur. In de jaren 1700 waren de gevallen van oestertyphus zoo menigvuldig allenthenen, dat het beheer van verschillige landen tegen de oesters maatregelen verzinde. Op het einde der verledene eeuw brak oestertyphus los ten allen kante. In 1894, werden te Middletown 23 mannen, waaronder 4 doodelijk, door de ziekte aangetast, die gezamentlijk deel genomen hadden in een avondmaal, en rauwe oesters genut hadden. In November 1902 vierden de twee steden Winchester en Southampton de plechtige intrede hunner burgmeesters, en werden op het gastmaal oesters opgediend. Te Winchester, op 134 kermisgasten, vangen er 62 buikloop, en 9 typhus. Te Southampton, op | |
[pagina 347]
| |
132 dischgenooten, worden er 55 erg ziek, waarvan 10 aan typhus. In 1906, berst er eene typhusziekte uit, veroorzaakt door het eten van oesters, oorspronkelijk van Cette. Netter, met eenige andere vakmannen, leest in de fransche ‘Académie de Médecine’ een belangrijk verslag over 120 besmettelijke gevallen, in 4 maanden tijds uit verschillige steden opgedaan, en allen toeschrijflijk aan het gebruik van oesters stammende uit eene en dezelfde zeestad. Door menigvuldige proefnemingen allerhande maakt hij goed, dat de besmetting enkel ende alleen aan de oesters toe te wijten was. Verders werd ontegenspreeklijk bewezen dat er inderdaad typhus-levelingen zaten in oesters ontnomen uit oesterputten, uit vischwinkels en gasthoven. Waarom niet? Ze nestelen en woekeren wel in 't water, in de melk en in de groensels. Klein heeft door zorgvuldige onderzoekingen vastgesteld dat de typhus-bacillen in zeewater snel vermenigvuldigen, dat bezoedelde oesters, na 9 dagen wasschens in zuiver zeewater, nog niet kiemvrij zijn; en Cyrus Field heeft bestatigd dat de typhus-levelingen in doode of vervrozene oesters meer dan zes weken blijven leven. Dat is taai goed! 't Eenige middel om de oester-liefhebbers van alle ziektebesmetting te bevrijden is.... zorg te dragen dat er geene andere dan gezonde oesters in den handel geraken. Dat spreekt! Om tot dat einde te komen, ware 't noodig de oorspronkelijke oesterbanken in zee, en de oesterputten in de kuststeden neerstig te onderzoeken, en uitsluitelijk zulke oestervijvers open te laten, die na herhaalde proefnemingen als kiemvrij en rein mogen aanschouwd worden. Verders, ware 't noodzakelijk uit vreemde landen enkel zulke oesters binnen te laten, die buiten twijfel uit gezonde, wel bewaakte en nageziene oesterputten afkomstig zijn. Ook nog, het vervoer en den verkoop in groote en kleine oesterwinkels en vischkramen nauwkeurig ga te slaan en onder toezicht te nemen. Al dingen, die gemakkelijk om zeggen en moeilijk om doen zijn. Doenlijk, toch! | |
[pagina 348]
| |
Nu dat onze kiezingen over zijn, en met gunstigen uitslag bekroond, zou 's lands bestuur, tegen den oester-typhus, niet een paar onvoldoende maatregelkes kunnen treffen? Dr Lauwers |
|