Biekorf. Jaargang 18
(1907)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 305]
| |
[Nummer 19] | |
Het Ambacht der Bakkers mitsgaders eenige algemeenheden over de ‘Ambachten en Neringen’ te Brugge.WAT ik hier neêrschrijf mag een vervolg heeten op een artikel alhier verschenen in Grasmaand van dit jaar, waarin het ontstaan van 't ambacht der bakkers te Brugge, naar aanleiding van een nieuw ontdekt moderne-oud stuk door mij besproken werd. 't Oud zegel van 't brugsch ambacht der bakkers staat beschreven bij GailliardGa naar voetnoot(1). Het bestaat uit een wapenschild dragende drie palen waarop brooden liggen. Het is met acht volkomene bogen | |
[pagina 306]
| |
en vijf gothische driehoeken omringd. Er rond staat geschreven -: † S: der: Bakkers ambochte: in Brugge. Op de keerzijde staat hetzelfde wapen, maar met het opschrift: † S: der Bakkers in Brugghe maect in jaer XIIIe LVII.
***
Bij de hedendaagsche brugsche bakkers is eene legende in omloop, als had, een honderd jaar geleden, zeker deken van 't ambacht op een goeden morgen het archief verbrand omdat, beweerde hij, de bakkers al oud papier genoeg haddenGa naar voetnoot(1). Wat er van zij, zeker en vast hebben in zake van archief, de bakkers weinig of niets meer over, ook voor wie over de bakkers eene studie wil maken is hij veelal gedwongen zijn toevlucht te nemen tot algemeenheden, of te werken bij middel van vergelijking met de bakkers uit het vrije of met andere ambachten uit dien tijd. In de middeleeuwen droeg de [wettige] vereeniging van enkele vertegenwoordigers uit een of ander ‘stiel’, te Brugge de naam van ‘Neringen en Ambachten’. Die Neringen en Ambachten werden over 't algemeen bestuurd door een raad samengesteld uit negen personen ‘zwaerdekens’ genaamd. Dit waren met andere woorden de dekens van de bijzonderste ambachten. Z.E.H. Duclos in ‘onze Helden van 1302’ spreekt over 't archief van Brugge als volgt: ...... Maar 't gene het volk nog meest aan 't herte ligt, 't is daar dat de voorrechten van stad bewaard worden, in het secreet comptoir of ‘tresorie’. En ziet welke zorge de leden daarvooren dragen! Ook heeft het hun moeite genoeg gekost om die perkamenten te verkrijgen. Zij liggen met ‘den zegel van verband’ die aan de schepenakten | |
[pagina 307]
| |
moet hangen, vooraleer zij gangbaar zijn, - in ijzere kisten die sluiten met tien maalsloten waarvan de hoofdman van St. Jans wijk, de zwaerdekens en het schepencollegie elk een slot kunnen opendoen. En die koffers die op wielkens rollen, worden dan nog weggesteken bachten prachtige verdubbelde poorten in geslegen ijzer, in 1292 gesmeed, die daar nog te bewonderen zijn’Ga naar voetnoot(1). Aan de zwaerdekens was de last opgedragen bovengemeld archief te bewaken. Zij hadden elk een sloter van die kisten; de 10de sloter was in de handen van burgemeester en schepenen en opende het laatste slot. Bij het archief was ook besloten het zegel van stad, vrij genaamd ‘le scel obligatoire’Ga naar voetnoot(2) en alleen gebruikt wanneer de stad eenigen eigendom of inkomst belastte. Zulks gebeurde zelden, dan nog met heel veel plechtigheden en met toestemming van den graaf. Men ging stoetsgewijze ter Halle. Vorenop stapte de grootbailliu, dan de roeper, de burgemeester, schepenen, raadsleden, schatbewaarders, greffiers, eindelijk de pensionarissen met de negen zwaerdekens. Onmiddelijk op de negen zwaerdekens volgden de Deelmannen. Zij waren 12 in getal en werden gekozen uit twee van de ambachten van elk sesdedeel der stad. Hun ambt strekte zich enkel uit tot het vereffenen der geschillen over eigendom onder de burgers ontstaanGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 308]
| |
Benevens de 9 zwaerdekens had elk ambacht een eigen deken en een eed of bestuurraad daarvan de leden den naam droegen van vinders of sorghersGa naar voetnoot(1). De Deken was een soort kleine vorst. Hij moest op de orde waken, het werk nazien, de wetten doen onderhouden. Hij had de macht en het recht de overtreders te vonnissen en te straffen volgens aangenomen wetten. Dit belette echter niet dat de plichtige in beroep mocht gaan bij het magistraat als hij dacht onverdiend gestraft geweest te zijn. Een ander groot voorrecht dat de dekens bezaten was te mogen mede spreken in de 3de orde der steden, derde onder de 8 stemmen der gouwGa naar voetnoot(2). Onder de verschillende steden der provincie hield Brugge den 2den rang. Het was vertegenwoordigd door 4 reken of banken ‘notables’ die voor wat het hulpgeld of gelijk welke algemeene stadszaak | |
[pagina 309]
| |
betrof, door 't magistraat moesten samengeroepen worden om over gemelde zaak alleen ter uitsluiting zelf van voornoemd magistraat te beraadslagen. De 1ste reeks bestond uit de oud-Burgemeesters. De 2de reeks bestond uit de oud-Schepenen en raadsleden van stad. De 3de reeks bestond uit de hooftmannenGa naar voetnoot(1). De 4de reeks bestond uit de gemeente aldaar vertegenwoordigd door de dekens van de 44 ambachten van stad. Nadat enkele van die ambachten te niet gegaan waren of versmolten, werd de 3de bank bij den 4den gevoegd, zoodat de hooftmannen samen met de dekens moesten beraadslagen, doch dat zij het recht behielden vóór de dekens te stemmen. De wijze waarop de raad zetelde? De ‘notables’ der 4 orden werden in 't stadhuis door 't college bijeengeroepen. Men droeg zorg hen niet te verwittigen waarover zij zouden moeten handelen, ze hadden zelf het recht niet vóór de convocatie gezamenlijk te beraadslagen. De dekens stemden uit eigen beweging en waren geenszins gedwongen de gedachte te vragen aan den eed of aan de ‘supposten’ van 't ambacht. De 3 eerste banken gingen voorop binnen. Nadat de magistraat hun gezegd had waarvoor hij ze samengeroepen had, vroeg de leider van ieder bank afzonderlijk aan den magistraat naar zijn persoonlijke gedachte. Daarop nam een der pensionarissen het woord, breidde die gedachte uit | |
[pagina 310]
| |
er bijvoegend de redens om zoo te handelen en vroeg aan de ‘notables’ zich bij die gedachte te schikken. Elk in 't bijzonder van die drie reken liet dan ook zijn eigen zienswijze kennen; en de uitslag van ieder bank werd vastgesteld bij meerderheid van stemmen. In geval er gelijkheid van stemmen was, besloot men ja. 't Zelfde gebeurde als de dekens der neringen, voorafgegaan van de 6 hooftmannen aan hunne beurt afzonderlijk inkwamen. Elk in 't bijzonder had nog het recht met zijn bank over de voorstellen te beraadslagen; te dien einde ging de bank in een afzonderlijke plaats... beraadslaagde... stemde en kwam terug. Dit over 't inmengen van de ambachten in de 8 stemmen der Provincie. De dekens van de ambachten werden jaarlijks herkozen. Het ambacht stelde 2 supposten voor aan 't college, dat, na raad gevraagd te hebben aan den burgemeester (de burgemeester kwam hier in tusschen, niet als burgemeester maar wel als policieoverste) er een koos voor de werking van dit jaar. Onder den deken stond een goeverneur of schilddrager. Ieder ambacht had een kapelaan die op zekere feestdagen in de kapel van 't ambacht het heilig misoffer opdroeg. Zij hadden hun vergaderplaats waar men over de belangen van 't ambacht beraadslaagde.... het archief in bewaarde evenals het zegel, dat gemeenlijk een of ander werktuig van 't ambacht voorstelde. In tijd van oorlog moesten de ambachten en neringen een zeker getal mannen leveren die betaald werden volgens hun getal dienstjaren. Eindelijk namen de neringen nog deel in de openlijke feestlijkheden en processien van stad. ***
Na over de ambachten en neringen in 't algemeen gesproken te hebben, voor zooveel het noodig was om verdere omstandigheden en gebruiken te verklaren, val ik met | |
[pagina 311]
| |
eens in de bijzonderheden die ik heb kunnen opvisschen over 't ambacht der bakkers. 't Zij hier gezegd dat ik niet meer terug zal komen op al wat vroeger in 't algemeen gezegd werd, zooals de rol van den deken der bakkers in de 8 stemmen der gouw - de wijze waarop de dekens gekozen werden - hoe de eed der bakkers samengesteld was. Dit alles werd bondig in vorengaande algemeenheden behandeld om alle zinspelingen daarop zoo aanstonds klaar en duidelijk te maken. Het ambacht der bakkers was een van de voornaamste van stad. Dit is gemakkelijk om te bewijzen daar de deken van de bakkers zwaerdekenGa naar voetnoot(1) was en 't ambacht zelf aan 't hoofd stond van 18 ondergeschikte ambachten, namelijk: de pasteibakkers, de zoetekoekbakkers, molenaars, koorndragers, baardmakers of chirurgyns, hoedenmakers, mandenmakers, bleekers, warmoeslieden of hoveniers, de nering der kruishalle, apothekers en drogisten, bogenmakers voor muziektuigen, spellenmakers, kistenmakers, ook stoeldraeyers, drakenmakersGa naar voetnoot(2). De bakkers hadden als patroon St-Aubertus en Ste-Lucia. Hunne kapel stond op den westkant van de Kruytenbergstraat en gaf uit met den zuidkant in de Zwarte Leertouwersstraat. Ze werd gebouwd in 't jaar 1469Ga naar voetnoot(3). Nevens de kapel stond de woning van proost en klerk. Daar werden vele godshuizen gebouwd in de 14-15de eeuw. | |
[pagina 312]
| |
Godshuizen bewoond door de arme ‘supposten’ van 't ambacht. Ten bewijze daarvan volgen hieronder enkele rekeningen waarin over de godshuizen gesproken wordt. - DonationGa naar voetnoot(1) de 10 sols (decem solidi par an) à l'hospice de St-Aubert à Bruges par Michel Vastaed et Roger Hond, acte passé devant le doyen de la chretiéneté à Bruges: du Dimanche ou l'on chante circumdederunt me 1319. - Ook nog eene vlaamsche acteGa naar voetnoot(1) voor de scepenen van Arenburg gepasseerd waarby een eeuwige rente van 3 pond groote gesticht werd ten voordeele van een burger van Brugge: Bogaer de Hondt, die ze voort gaf aan 't ziekenverblijf van St-Aubertus den Zondag na St-Barnarbé 1313. Van vroeg af was het dan ook gewoonte geworden de kapel te besoldigen en den arme brood te geven. Alzoo: - Pieter Lacon stichtte in 1491, 10 schel. 's jaers voor brood te deelen op St-Aubertdag en 't celebreeren eener misse op elken Maandag. - Maria Chiole, huisvrouw van Mhr. Antone Voet, begiftigde hun met 120 brooden van 3 stuiver het stuk op den dag van haar jaargetijde 1491. - Elken maand betaalde 't ambacht aan 12 armen 10 stuivers elk in brood. 't Ambacht bezat benevens eene kapel ook nog een ambachtshuis. Het was gelegen in de Steenstraat op den hoek der St-Nicolaasstraat en wierd genaamd ‘de drie monniken’Ga naar voetnoot(2). Ze hadden twee molens: een watermolen gelegen tusschen de Ste-Catharinapoort en het Minnewater - een tweeden windmolen ‘St-Aubertus’ genaamd, en gelegen op 't einde der Carmerstraat. | |
[pagina 313]
| |
Wanneer ik zegde dat de ambachten deelnamen aan feest en processie, had ik er wel mogen bijvoegen dat ze dan ook bijzondere vergaderplaatsen hadden en zoo kwamen de bakkers bijeen op de Groote Markt voor de Fontein. Wat het leveren van een contingent in tijd van oorlog betrof, daarover ik hierboven sprak. Wij weten hoe ten tijde van 't beleg van Kales, 1436, Mhr Jan van Steenhuyse er heen trok met 450 burgers waarvan 12 bakkers. Na alles wat ik hier gezegd heb zal het wellicht niemand meer verwonderen zoo 't magistraat zich het recht toekende zijn woordje mede te zeggen over 't verkoopen en 't wegen van 't brood. In de wetten en costumen van BruggeGa naar voetnoot(1) luidt het: Art. 37. Vermogende 't selve magistraet metten schout uyt name van den Heere te maecken ordonnatien, keuren en de statuyten, sulcke als hemlieden oorboirlick ende profytelic dunckt tot onderhoudt van de policie, neeringhe coopmanschappen, ambachten ende andere zaecken, ende de zelve te veranderen ende oock te niet te doen, metgaders tot onderhoudt ende directie van al het selve te stellen gecommitteerde ende gezwoorne naar d'exigentie van dien, achtervolgende d'octroyen ende wettelickheden van de Princen daer af zynde. Wetensweerdiger voor die zake is de opsomming die voorkomt in de costumen van den lande van den VryeGa naar voetnoot(2) betreffende den prijs en het gewicht van het brood. Daar de lijst echter veel te lang is om mede te deelen schrijf ik hier alleen om een gedacht te geven, den titel van de twee hoofdstukken afGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 314]
| |
I. Van den ghewichte van den broode, dat men backen sal binnen der juridictie van den Lande van den Vryen, gereduceert op den prys ende mate van de tarwe, alsoo men die koopt te Brugge. Voorts is te weten, dat acht vlaemsche ingelschen maken een loot; ende sesthien loot maken een mare; ende twee marc, vyf loot, twee engelschen maken juist een pondt oudt ghewichte Brughs: ende met sulck marck ghewichte weeght men het broodt ende deegh al Vlaenderen deur. Voorts soo volght hier naer wat elck broodt wegen moet, tzy tarwen, regiert of wit, met alle onkosten van malen ende backen. II. Het ghewicht van den rogghen broode, ghereduceert op 't hoet te Brugghe alsoomen bacht sal binnen de juridictie ende lande van den Vryen na den prys alsoo men de rogghe ter maerct koopt, soo moet 't broot wegen als hier na volght. Tot hier de costumen en wetten.... In een ‘extract uit de keuren en statuten van den Lande van den Vryen gemaekt ten jare 1542’Ga naar voetnoot(1) leest men als volgt: - Van nu voortaen zullen ghehouden worden ten Vryen drie wettelicke beryden in elc jaer, volghende den previlegie, es te wetene: d'eerste voor middewintre, tandere voor paesschen ende tderde voor Ste Magdaleenen dach. Dit naervolghende zyn de artyclen die men bezoecken zal...... Van quade maten of quade ghewichten alzo wel van broode als anders, ende tbroot te licht te makene, van te cleene tonnen ende tbier dierdere te vercoope, te wetene.... Voorts es gheordonneert dat in elcke prochie van den Vryen ende ten appendantschen van dien, zullen by den wetten van dien aldaer ghestelt zyn twee broodtweghers ende waranderers van vleessche, van vissche ende van | |
[pagina 315]
| |
bier, metsgaeders van de ghewichten ende grootheden van de thonnen, ende alzo menich warven als de zelve waranderers bevinden daer inne eenich gelrec, dat zy dat overgheven zullen; es te weten van vreemde lieden gheen vrylaeten zynde, den balliu van den Vryen ofte zynen clerc, omme van hemlieden ende elc zonderlinghe te innene by heerlicker executie, de boete daer toe ghestelt by de voorgaende keuren; ende van den ghonen die daer laeten zyn, in den handen van den voorschreven bailliu ofte clerc, omme jeghens hemlieden te procederen by evocatien ende oproupinghen ter Vierschaere, ter inninghe van den voorschreven boeten, volghende der voorschreven keuren, alzoot behooren zal, ende dit alzo diekent als de misdaet by den waranderers bevonden wert, op ghecorrigiert te zyne ter vauxatie van schepenen, ende dat de zelve waranderers ende brootweghers zullen doen hueren eedt, ter presencie van den Heere en van der wet, ende zal elc warandeerder hebben ter causen van den bezoucke, overgheven ende misbruiken voorschreven 3 schellingen die den heere ghehereden wert te verschietene ende de zelve metter pricipaler boete te innene naer den inhoudene van de voornoemde keuren.’ Wat er met de boeten gedaan werd, volgt uit eene keure gegeven door grave Philips in 't jaar 1200: Si les échevins font une ordonnance concernant le pain, le vin et autres choses, la moitié de l'amende sera pour le comte, et l'autre pour la ville et le châtelainGa naar voetnoot(1). Dit is wel 't voornaamste van wat ik mede te deelen had over de algemeene organisatie van 't Brugsch ambacht der bakkers. Er blijft nog een korte geschiedkundige overzicht van dit ambacht te geven van de jaren 1400 af tot op onze dagen... dit kome later in een vervolg. Jan Bernolet |
|