Biekorf. Jaargang 18(1907)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 't Roeiersliedje WIJ zijn de blijde roeiers en zingen vrij ons lied, terwijl ons ranke bootje licht over 't water schiet. Hoezee! het roeiersliedje klinkt langs de waterbaan en 't deinend water neuriet mee de klanken die vergaan. De koeien langs den oever die zien ons droomend aan totdat ons schuit verdwenen is op de waterbaan. Onze armen zwieren lustig de roeispaan dóór den plas, en 't water danst en zottebolt alsof het kermis was. In 't kabbelende water staat honderdduizendvoud de blijde zon weerspiegeld lijk groote druppels goud. De vlugge bonte vogels die snijden dóór de lucht; ons bootje op 't effen water gaat in even snelle vlucht. [pagina 267] [p. 267] Vooruit! ons lichte schuitje raakt haast het water niet, en onvermoeid klinkt verder het blijde roeierslied. Hoezee! het roeiersliedje klinkt langs de waterbaan, en 't deinend water neuriet mee de klanken die vergaan. Brugge Fr. Placidus, Ord. Cap. Vorige Volgende