Biekorf. Jaargang 18(1907)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Begrafenis ‘The air is full of farewells to the dying and mournings for the dead.’ Longfellow KINDERS klein met zuiver hart, Zoo onschuldig zonder smart, Stonden rond het lijk van 't kijndtje, Englen rond een Cherubijntje, Die een perel, waard te pralen In de gouden hemelzalen, Droegen vóór Gods troon tevreên, Latend 't schelptje hier beneên. Ik verstond des priesters beê, Die om 's Heeren gunst en vreê Naar de woon des Allerhoogen Was, als wierook, opgevlogen: ‘De engelen ten paradijze.......’ Zalvend bad de goede grijze Priester: dat dit bloempje schoon Bloeien mocht in de englen kroon. Zachtjes rees de witte baar In de hand der kinderschaar; Wat de priester daar zooeven Smeekte, zouden zij volbrengen! Naar het rijk van 't eeuwig leven - Waar ze in liefdelicht zal drenken - [pagina 131] [p. 131] Droegen zij dien lieven engel Lenteroze zonder stengel. Moeder volgt het hart verscheurd, Weedom heeft haar wang verkleurd, 't Ooge blind van bitt're tranen Staart zij op de blanke wade Van het lijkje: ‘Wie zou 't wanen! Een maal moeder saam en gade, En nu zelfs geen moeder meer! Wie schenkt 't doode heil mij weer?’ Zij had recht de droeve vrouw Tot onmetelijken rouw. Was de hemel ginds zoo blijde Om den engel hem geschonken, om hem was het dat zij schreide om diens engels minnelonken Haar zoo ruw van 't hart gerukt Waar zijn beeld nog stond gedrukt: ‘Waar was liever knaap als hij? Gister nog..... wie was als zij Door de levensvreugd zoo rijke? Konden moeders haar gelijken?... Gister nog was 't al genuchten Nimmer wee, noch rouw, noch zuchten, 't Leven was haar lief en schoon: Leven, lieven, voor haar zoon!’ Daar slaapt nu in de arm des doods 't Beeld haars lieven echtgenoots. Vroeger hief die lentebloem - 's Gaardes liefste en hoogste roem - 't Jonge kruintje nog omhooge Bloeiend onder moeder's oogen; En nu prijkt ze lelieschoon Vóór haar Scheppers liefdetroon. Jef van de Woude Vorige Volgende