Biekorf. Jaargang 17(1906)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 410] [p. 410] Koren O zie op 't wijde land dat golvend koren, En hoor zijn zomervreugde op luwen wind! Het loopt in verre verten als verloren Zoo diep dat 't oog er nooit een einde aan vindt, Daarboven hangt zoo licht de blauwe hemel Met blanke wolkjes aan den horizon. De vlakte baadt in 't laaiend straalgewemel Der smachtend-heete, groote Julizon. Door al dien gloed ga ik langs smalle wegen, Omruischt door stillen zang van 't korenland. Uit is mijn Vlaandrens rijkdom en zijn zegen: Het gouden graan, dat rijpt in zonnebrand! Hoor! 't koren zingt zijn zachte, grootsche zangen En rijpend kraakt het in den zomergloed. Hier voel ik ruimte voor mijn groot verlangen En vrede voor mijn afgetobd gemoed. G.V. Vorige Volgende