| |
| |
| |
[Nummer 1]
| |
De Telegrafoon Poulsen
AL buiten de schors, en al binnen de kern...
Zoo is het ook wellicht gelegen, met de zaak waar ik even over handelen wil. Want, bij een eerste opzicht, moet zeker als een aardig ding voorkomen, wat zoo drollig een naam draagt. Te meer, daar dezen die ietwat met oudere talen bekend staan, in dit uitheemsch woord te veel reeds zullen gelezen hebben, om er klaar in te zien, en juist te weten of er spraak is van telegraaf, telefoon of fonograaf. Zulks hebben wij te danken, aan die vaste algemeene neiging van onze tijd, om alles wat wetenschappelijk is of niet, aanstonds met een wetenschappelijk hulsel in te kleeden, ofschoon dikwijls de benaming zoowel op de zaak past, als een oud peplum op eenen mensch van onze dagen.
Nu, tegen die ankervaste gebruiken wil ik geenszins stormloopen, en ik zal maar zeggen, dat die keus toch zoo kwalijk niet is, om reden dat bedoelde uitvinding
| |
| |
voor velerlei toepassing vatbaar blijkt. 'k Verhoop nochtans te kunnen toonen, hoe zij niettemin in haar eigen eenvoudig genoeg is, om ten voordeele van Poulsen bewijs te leveren van schranderheid en vernuft.
Vooreerst dient gezeid, dat Poulsen een Deensch natuurkundige is, die, met zoeken en scherpzinnig zijn, een wonderbaar stelsel tot ver spreken uitdacht, en tot het leven hielp. Zijn kind kreeg dus die vreemde naam.
Voor 't eerst werd het in de wereld binnengeleid op de tentoonstelling te Parijs in 1900, zonder echter veel de aandacht aan te trekken 't zij van geleerden, 't zij van nieuwsgierigen. Toch heeft het sedert genoeg gebleken leefbaar te zijn; en daarom ook mag er van gesproken worden.
***
Doch, om klaar te zijn en duidelijk, moet ik den lezer doen verstaan, wat Poulsen bij zijne uitvinding betracht heeft.
Zonder den man van dichtbij te kennen, meen ik wel dat hij somwijlen, zooals het op onze dagen niet zeldzaam is, met den hoorn van zijnen telefoon in zijne hand, ongeduldig zal gestaan hebben, omdat Mr X... dien hij spreken moest, niet 't huis was, of omdat Mr Z... 't huis zijnde, toch maar doof bleef. En met spijt zal hij gedacht hebben op het spreekwoord: ‘Verba volant scripta manent’.
Doch, het een gedacht brengt het ander bij; en daar een spreekwoord toch maar een spreekwoord is, zal hij er zeker geen erg in gezien hebben, dat het bij de werke gewijzigd werd, en misschien ook zal hij gewild hebben dat het korter luidde: ‘Verba... manent.’
Wat er van zij, zijne pogingen kwamen toch daarop uit. Was het nu van zijnen kant vermetel of niet, anderen zouden het misschien gevreesd hebben; hij niet, en hij ging aan 't zoeken.
Zijn doel was dus om, bij 't spreken, de stem zooals vroeger langs den telefoondraad over te zenden, maar ze,
| |
| |
eens ter bestemming, dáár neer te schrijven. Anders gezeid, wilde hij den gewonen telefoon in eenen schrijf-telefoon veranderen.
***
Als stelling was dit geheel wel en schoon genoeg; maar hoe 't aan boord geleid om daarin te slagen?
Ik en gij, wij zouden voorzeker gezocht hebben en gezind op ievers een electrische pen, vermits er te schrijven viel; maar Poulsen meende 't anders.
Zijn gedacht vestigde hij eerst op het doodeenvoudig en toch wonderlijk verschijnsel van de magneetnaald; dat is, die stale naald die, magnetisch gemaakt, altijd en zonder missen op het noorden wijst.
Geen enkel zeevaarder, die ze niet kent; geen enkel ook die het zou wagen om zonder kompas de onmeetbare watervlakte van den Oceaan te trotseeren; want zonder magneetnaald is 't onmogelijk tusschen klippen en rotsen de veilige baan te houden.
Iets echter dat de zeeman soms onwetend zou blijven, en dat Poulsen wel wist, was dat zulk eene naald altijd twee polen bezit: een noordpool en een zuidpool; waarvan de eerste wijst op het noorden, de andere op het zuiden; en dat zulks het geval is met ieder zeilsteen, 't zij dat hij vrij is om naar 't noorden te keeren, 't zij dat hij vast zit. Even wel wist hij, dat een ijzer staafje, een sleutel bijvoorbeeld, tijdelijk in aanraking gebracht met zeilsteen, tijdelijk ook een invloed ervan ondergaat, insgelijks twee magnetische polen opneemt, en met dezelfde aantrekkingskracht bedeeld wordt. Zelfs met afstand werkt het ijzer op magneten; zoodat de stale bekleeding der huidige pantserschepen maar al te dikwijls een stoorenden invloed heeft, die de vrije bewegingen van de magneetnaald verhindert.
Dat was bij hem een eerste punt; maar toch nog niet genoeg.
Immers was 't zaak den electrischen stroom van den
| |
| |
telofoon te gebruiken, en hem niet alleen tot spreken te benuttigen maar ook tot overschrijven. Hier nog eens, diende niet ver gezocht.
Want, iedereen weet, die ooit een electrische bel aan 't werk gezien heeft, hoe de electrische stroom bekwaam is om op het ijzer te werken, zoodanig dat het, tijdelijk ten minste, bij zijnen doortocht magnetisch gemaakt wordt.
Zoo neemt men bijvoorbeeld eenen ijzeren nagel, men windt er eenen koperdraad op, die met katoen besponnen is, en laat dan eens den electrischen stroom er door vloeien. Oogenblikkiglijk verandert de nagel tot magneet, en zou hij een ijzeren plaatje aantrekken, dat in de nabijheid ligt. Legt men den stroom af, zoo komt de nagel weer op zijn pas; en dit zal gebeuren hoe dikwijls en hoe rap ook men wil. Intusschen moet de nagel als hij magneet wordt, aan het een einde zijn noordpool hebben, aan het ander zijn zuidpool. Maar, wat er op te merken valt is, dat de plaats der polen afhangt van de richting bij den stroom, 't is te zeggen verwisselt, volgens dat de stroom den koperdraad doorloopt van rechts naar links of van links naar rechts.
Laat men dus eenen stroom afwisselend heen en weer door den draad varen zoo wordt hetzelfde uiteinde van den nagel afwisselend noord- of zuidpool, telkens de stroom zijne richting verandert.
Heel wonderlijk zeker moet het iedereen voorkomen, hoe onder invloed van den electrischen stroom het magnetisme in het ijzer kan verwekt worden; maar het valt evenzeer te bewonderen, hoe, omgekeerd, een electrische stroom eensklaps in eenen draad kan ontstaan, onder den invloed van het magnetisme.
Inderdaad, nemen wij eenen koperdraad, rondom een ijzeren staafje opgewonden tot eene electrische klos en laten we een zeilsteen met snelle beweging overhand toenaderen en verwijderen van het ijzer. Daardoor doen wij in het ijzer magnetisme ontstaan, dat opkomend afkomend werken
| |
| |
zal op de omwindingen van den draad en er eenen stroom doen doorvloeien, nu van rechts naar links, dan van links naar rechts, naarmate het magnetisme zelf in krachten toeneemt of verzwakt. Bovendien, moest in de klos een staafje zitten, dat vorenaf reeds magnetisch gemaakt was, dan zouden de minste bewegingen van den magneet voldoende zijn om in den draad korte maar sterke stroomstooten voort te brengen.
Zulk eene klos, waarin die electrische zoowel als magnetische verschijnsels opgewekt worden, noemt men in de wetenschap een electro; en wanneer het staafje magnetisch gemaakt is, en bijgevolg met magnetische polen voorzien, een gepolariseerd electro.
Daar zijn wij nu reeds eenen eersten en grooten stap vooruit naar de uitvinding van Poulsen. Evenwel, zijn wij er nog niet, ofschoon wij er toch eer zullen zijn dan Poulsen er was; laten we dus, maar voorzichtig, nog eenen tweeden stap doen, en ditmaal, zullen wij er zijn.
***
Daartoe echter hoeven wij eens van bij te onderzoeken, wat er al gebeurt, wanneer wij spreken in den telefoon.
Vooreerst doen wij de luchtgolvingen, door onze stem teweeggebracht, nedervallen op een dun ijzerplaatje, dat wel is waar vast zit in den microfoon, maar toch op zulke wijze, dat het gemakkelijk aan de opgevangen trillingen kan beantwoorden, en met hen evenmatig trillend bewegen moet. De snelheid dier beweging, en de breedte van het overentweer gaan, stemmen juist overeen met het getal trillingen in de lucht, en met de breedte dier trillingen.
Welnu, die bewegingen van het plaatje, bij middel van een bijzonder stelsel ingericht bij ieder telefoon, hebben voor laatste uitwerksel eenen electrischen stroom te verwekken in den draad, die den spreker met den aangesprokene verbindt. Nogmaals is deze stroom heen en weer vloeiend; bovendien, nu eens sterk dan weer flauwer, en dat, met zoo snelle afwisseling, dat hij waarlijk als zot door den
| |
| |
draad loopt. Echter is hij verstandig zot, daar hij niets anders doet als de juiste weêrschets geven van de ingewikkelde trillingen onzer stem.
En waar loopt hij alzoo naartoe?
Wel, nievers als naar den hoortelefoon om daar, door toedoen van een klein electro, weer op een ijzerplaatje te werken, dat even snel zal aangetrokken en afgestooten worden en alzoo gedwongen de stem weer te geven.
Maar hier, heb ik reeds eenen voet te ver gezet. 't Is immers juist dien hoortelefoon, welken Poulsen van kante legt, daar eigentlijk zijn doel is, de stem eerst neer te schrijven, vooraleer ze te laten hooren.
Doen wij dus zooals hij. En vermits hier juist de hond gebonden ligt, vragen wij aan Poulsen wat hij bezigen zal; want, zooals iedereen, wil hij schrijven, zoo schrijft hij wel met een pen en ook niet op zijn hand.
Welnu, de electrische pen voor Poulsen is enkel een zeer klein electro of electrisch klosje: al binnen zit een ijzer pinnetje, iets als eene naald; erom loopt een lange maar zeer dunne koperdraad, zóó dat geheel 't bobijntje misschien een centimeter lang is, en dik als mijn potlood. 't Is al....
En 't papier? Dat is nog minder ingewikkeld: niets als eene stalen draad, die misschien 1/10 van een millimeter dik is; en lang?... Zoo lang gij wilt. Immers hoe langer blad, hoe meer geschrift.
Die draad nu is gansch opgewonden op een wieltje, en het vrij uiteinde vastgehaakt op een tweede wiel, even groot, dat, op eenigen afstand van het eerste, er nevens staat.
Veronderstelt eens dat een horlogiewerk of nog een electrische stroom de wielen aan het draaien zet; dan loopt de draad afrollend van 't eerste, opgerold door 't ander; en houdt gij uwen wijsvinger naar den draad toe, zoo vliegt de draad den top van uwen wijsvinger voorbij, met eene regelmatige snelheid. In plaats van uwen vinger, zet ievers het klein electro vast, waarvan zooeven spraak
| |
| |
was; en zorgt, dat het klein pinnetje wel dicht bij den draad en op diens breedte uitkijkt.
Alzoo zal alles in regel zijn.
Doet nu eens uwen vriend spreken, ginder, op eenige kilometers van hier, en laat den zotspartelenden stroom in den telefoon maar afkomen. Denkt ook niet dat gij lang zult moeten wachten; want, vooraleer gij daarop gepeisd hebt, is hij er al, daar hij langs den draad reist met eene snelheid van slechts 300,000 kilometers per seconde. Aanstonds dus zal het pinnetje lichtelijk maar toch genoeg magnetisch gemaakt worden; en het puntje dat uitkijkt op den draad zal nu een noordpool worden, dan een zuidpool, nu wat sterker dan wat flauwer, volgens de afwisselingen zelf van den opkomenden stroom.
En vergeten wij niet, wat wij vroeger zeiden, dat die afwisselingen ook eigenlijk door de stem zelf geregeld worden.
Intusschen is de draad gedeeltelijk reeds dat pinnetje voorbij geloopen, en, gevoelig aan zijn magnetisme, is ieder deeltje van den draad, hoe klein ook, in 't voorbijvliegen magnetisch gemaakt geworden, volgens den aard en de kracht van den pool, dien het tegenkwam.
Zoo een vogel: hoe snel hij ook drijve boven een rustige waterspiegel, zal hij toch, ten iederen stonde, de minste bewegingen zijner varende vlucht op het water nederschrijven; ofschoon het geteekende beeld evenvluchtig met den vogel verdwijnt. En zoo ook ware 't geval met ons draadje moeste het uit ijzer gemaakt zijn; maar wij hebben reeds laten opmerken dat de draad uit staal was; en daar is geheel de knoop. Immers, is week ijzer zeer gewillig om de magnetische kracht aanstonds op te nemen, maar gansch ongeschikt om die te bewaren; staal integendeel is meer wederspannig om de aantrekkingskracht op te vatten, maar ook hardnekkig om ze naderhand te behouden. Zoo dus, zal onze draad zijn verworven magnetisme onveranderd bewaren, en spraak of zang zal er op staan, in magnetische letters, raag ik zeggen, neêrgeschreven.
| |
| |
Wilt gij daar een bewijs van? wel, wanneer de draad is afgerold, laat hem weer oprollen door 't horlogiewerk of door den electrischen stroom, hetgeen u twee seconden tijd zal vragen; en, vooraleer hem nogmaals in dezelfde richting als vroeger te laten afkomen, neemt het klein electro weg, dat wij zooeven gebezigd hebben, en dat ik klaarheidshalve den schrijver zal noemen: zet in de plaats een nieuw electro, aan het eerste gelijkend, maar gepolariseerd en even wel geplaatst, dat wij den aflezer zullen heeten, en dat met eenen hoortelefoon verbonden ligt. Legt nu dezen aan uw oor, en indien gij niet doof zijt als een pot, zult gij duidelijk hooren en verstaan wat op den draad werd gezongen of gesproken.
En waarom? Eenvoudig omdat het magnetisme door den stalen draad opgevangen onder invloed van den electrischen stroom, op zijne beurt nu, in 't voorbijloopen werkzaam is, en in den koperdraad van den aflezer evenmatige stroomverwisselingen opwekt, die den hoortelefoon worden toegezonden.
Daar hebben wij nu het toestel van Poulsen zooals hij het vóór vijf jaren te Parijs kenbaar miek.
***
Maar sommigen wellicht zouden mij willen doen opmerken, dat zij nog niet heel klaar zien, hoe deze telegrafoon aan den eenen kant volmaakt genoeg is om als fonograaf te mogen opkomen, aan den anderen kant eenvoudig genoeg en handig, om als een praktisch telefoon te kunnen dienen.
Daarover nog eenige woorden uitleg.
Vooreerst, bij 't toestel van Poulsen gaat het juist als bij den fonograaf. Maar in plaats van wasrollen te bezigen of schijven uit eboniet, bezigt men eenen langen stalen draad. Nu die draad is zeker wel minder kostelijk en ook veel gemakkelijker om bewaren, daar een bobijntje stalen draad toch maar weinig of geen plaats neemt. Daarbij 't bewaart zoo lang gij wilt; duizendmaal moogt gij het
| |
| |
afspelen, zonder dat het iets van zijne duidelijkheid zal verliezen; want op den draad komt er bij 't spelen geen de minste slete, zooals het maar al te wel het geval is bij de schijven van den grammofoon of de rollen van den fonograaf. Bovendien hoort men den schravelenden metaalklank niet meer, die overal elders onvermeden blijft; immers valt hier dat wrijven of schrepen weg, dat altijd iets onaangenaams bij de stem brengt. Diensvolgens, wordt deze veel zoeter en minder krijschend weêrgegeven.
Ook nog zult gij onzen telegrafoon zonder moeite, eene groote zaal dóór, laten hooren. Daartoe, kan men den draad vervangen, door eenen smalen stalen band van slechts twee millimeters breed; erop, zal men niet meer één electro als schrijver zetten en één als aflezer, maar wel twee schrijvers alsook twee aflezers of meer nog, hetgeen de werkingskracht merkelijk vermeerdert; en den gewonen hoortelefoon zal men vervangen door eenen luidsprekenden telefoon, die met een breed paviljoen voorzien is. Alzoo zal ons toestel voor welken fonograaf ook, niet moeten onderdoen.
Wat meer is: 'k veronderstel dat men eenen zang heeft neêrgeschreven op de wasrol van den fonograaf, en dat men daarna op dezelfde lijn waar de zang in staat, eene redevoering zou willen opzetten. 't Is zeker wel een aardig gedacht, maar vermits het opschrijven toch maar weinig moeite kost, laten we 't doen, en luistert nu eens naar de uitvoering, om dan uw oordeel te strijken over dat gebabbel... over die redevoering met begeleiding van zang.
Ons stalen draadje echter zal gewillig zijn. Schrijft er de eene na de andere twee redevoeringen op, de eene zoo genomen tegen de verschansingen van Antwerpen, de andere er voor, zóó dat zij beiden op 't zelfde draadje dooreenloopen; maar zorgt om twee verschillige schrijfpennen te bezigen, dat wil zeggen twee electros, enkel verschillend door het aantal omwindingen van den koperdraad. Welnu, zoo gij daarna twee hoortelefoons aanlegt met elk een verschillend electro, zal hetzelfde draadje
| |
| |
op hetzelfde oogenblik, aan twee personen de twee redevoeringen duidelijk laten hooren. Dat is toch wel eigenaardig en schoon.
Laat ons nu zien hoe onze fonograaf tot praktisch telefoon zal dienen.
Misschien zal het den lezer reeds geschenen hebben, dat er bij onzen schrijftelefoon maar te spreken viel, zoolang de draad niet geheel was afgeloopen. Dat is waar, echter is daar een middel tegen.
Nemen we een halfmeter stalen draad, die ringswijze met de twee uiteinden gesloten is, en spannen we hem op twee wielen zooals vroeger. Wanneer deze nu draaien, zal hij medegesleept worden, en altijd voorbijloopen zonder ophouden, vermits er aan eenen ring toch geen einde is. Boven den draad zetten wij twee electros: eenen schrijver, en eenen aflezer. De draad loopt van den schrijver eerst, naar den aflezer toe, en van daar weer naar den schrijver en zóó voort. Maar willen wij zorgen dat de spraak niet dooreenloopt, wanneer hetzelfde deel van den draad voor de tweede maal onder den schrijver komt, dan zullen wij op den ondersten draad, achter den aflezer, een nieuw electro zetten, dat eenen regelmatigen stroom opvangt uit eene electrische zuil. Dat electro noem ik den uitveeger, omdat het, regelmatig gemagnetiseerd, een regelmatig magnetisme over den draad zal neerleggen, waaronder 't vroeger opgeschrevene zal verdwijnen.
Daardoor is alles wederom in den haak. De draad zal bij den schrijver de spraak opnemen, deze aan den aflezer overzetten, ze dan weder bij den uitveeger afgenomen worden, en alzoo na een toer draaiens weerom in staat zijn de woorden op te schrijven, bij een langdurig gesprek. En zoo komen wij weder tot een gewoon telefoonn maar wel fijnder en veel beter; en alleszins schooner opgevat.
Zetten we nu eindelijk dit tegenwoordig stelsel met het vroeger uiteengedaan stelsel bijeen; 't is te zeggen, maken we een tuig op met 4 wieltjes; de twee eerste dragen den
| |
| |
ringvormigen draad, de twee laatste dienen om den langen draad, die van het eene afgerold komt, aan het ander op te rollen; en schikken wij de zaken zóó, dat ieder deel naar believen kan in werking gesteld worden.
Er wordt gebeld: Mr die 't huis is, neemt zijn telefoon, en de ringvormige draad alleen begint te draaien. Men vraagt, men antwoordt, en de zaak is klaar.
Maar Mr moet uitgaan; hij zal het deel afleggen dat zooeven in werking kwam, legt het ander aan en vertrekt gerust te moede. Nu hij vertrokken is, belt men. Een eerste draad loopt af, waarop geschreven staat dat ‘Mr afwezig is, maar alles in regel blijft’. En inderdaad de lange draad komt afgerold van het eene wiel en opgerold door het ander; hij neemt de zaak op die Mr moet voorgeleid worden; en wanneer het vertelsel uit is, valt stil, wachtend op verdere bevelen. Intusschen is een wijzer te voorschijn gekomen die Mr bij zijne wederkomst zal konde doen, dat er bij zijne afwezigheid op den telefoon gesproken werd.
Overigens kan onze telegrafoon tot een ware schrijfdienst ingericht worden. Op onze dagen, zoo vol van drukke doening en rustelooze bedrijvigheid, gevoelt eenieder, die met handelszaken zich bezig houdt, hoe pramend noodig het is, tijd te sparen om geld te slaan. Daaruit ontstonden reeds veelsoortige schrijfmachienen, maar onlangs nog eene eigenaardige toepassing van ons stelsel, die ze in Duitschland den staalbrief noemen. 't Is enkel eene stalen postkaart, waarop de afzender zijne mededeeling gesproken heeft bij middel van den telegrafoon; en welke, op dezelfde wijze, bij den bestemmeling, zoo duidelijk kan afgeluisterd worden, dat de spraak zelf als een handteeken geldt.
Daarbij nog, met verschillige zulke staalbrieven boven elkander te leggen, kan de stem in eenen wenk op allen neêrgeschreven worden, als bij de beste der copieer-machienen.
***
| |
| |
Is alles nu in deze zaak genoegzaam klaar om den lezer voldoening te geven? 'k Verhoop het. Verder nog zouden wij kunnen uitwijden over die wondere uitvinding van Poulsen; en bijvoorbeeld uiteendoen, hoe er middel ware om met denzelfden draad, en binst denzelfden tijd, twee of vier personen en meer ook, zonder de minste verwarring met elkander voor eenen onbepaalden duur te laten spreken. Maar 'k wil het op mij niet nemen mijne lezers te vermoeien of met die wetenschappelijke goochelarij hunne zinnen op hol te brengen.
Enkel, om te eindigen, zal ik er nog bijvoegen, dat het stelsel van Poulsen een vraagstuk heeft klaar gemaakt, waarvan men vroeger te vergeefs de oplossing zocht: te weten, het ver spreken op tamelijk groote afstanden. Zóó, bij den telegraaf kan men van ver af teekens geven, in geval dat men de zoogenaamde relais bezigt; 't is te zeggen, indien men tusschenposten wil aanleggen, die den afgewrochten stroom opvattende, eenen nieuwen en sterkeren stroom zullen uitzenden, om den vereischten weg ononderbroken voort te zetten. Zulks echter, was bij den telefoon niet mogelijk, om reden van de mindere stroomkracht die er gebruikt wordt.
Nu, volgens deskundigen en geleerden staat de hoop erin te gelukken zóó vast, dat zij niet geaarzeld hebben, bijzonderlijk in Duitschland, den telegrafoon van Poulsen als eene ware geniale uitvinding te begroeten.
Kortrijk
J. Eghels
|
|