Biekorf. Jaargang 15(1904)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Nacht! Tacitae per amica silentia lunae Virg. Aen. II. Het bleeke beeld der maan zoo zacht, zoo zilverig, aan den wijden hemel, klaar hangt, hoog, te lichten daar, den wereldtempel door, de trage stille nachten. Met dorpen, velden, steên in klaarte en schaûw beneên, heel diep, de wereld ligt, gekust door 't kalme licht heur sluimerende oogen toe, den morgen af te wachten. En slapen doet ze, vast, daar al heur levenslast daar al heur daggewoel en wee en feestgejoel [pagina 14] [p. 14] met vrede is toegedekt; daar al heur eeuwig draven om vluchtig geld en goed weer stil, een stonde, moet. Heur wilde doodendans van daaglijks, heeft ze gansch vermoeid en matgebeuld, en al heur erwig slaven, heur jachtig, onverlet en zwaar geworstel met den stagen stervensnood, met de ijzersterke dood. Wij trokken zwijgend door de helverlichte lanen dier stille zomernacht daar elk liet zijn gedacht, aan 't zweven ver en bij en weg en weder, vrij maar spelemeien, elk op eigen droomersbanen. Elk zoop in eigen ziel den vrededauw die viel in ons en ons rondom zacht, uit den diepen kom des wijden hemels binst die middernachtste stonden. Noch was er stem die sprak of 't zoet getoover brak zoo luchtig, heel en gansch uit stilte en maneglans gesteven, veel te teer, dan 't woorden melden konden. Caes. Gezelle. Vorige Volgende