Biekorf. Jaargang 14
(1903)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet StevenismusA. KENIS. Eene godsdienstsecte in Belgie of het zoogezeide Stevenismus, 2e uitgave. Demeester, Rousselare, 1903, 182 blzz. Pr. 1,50 fr. E.H. Kenis wil geen ‘geleerde studie’ (Bl. 5) leveren, met andere woorden, meen ik, hij wil geen wetenschappelijk geschiedkundig werk geven. Nochtans heeft hij alles trachten zoo nauwkeurig mogelijk op te zoeken!.. Maar 't is daar juist de grondsteun van zoo een werk! Ook is boeksteller zoodanige studie heel nabij gekomen. 'k Hadde hem echter nog meer wetenschappelijk begeerd, ingezien juist zijn doel om zendelingswerk te verrichten. Daarom immers mocht hij niets voorhouden, niets aanhalen dat op geen degelijke bronnen, op eene degelijke wijze gesteund was; daarom dus ook moest hij een wetenschappelijk werk stiptelijk nastreven, wilde hij zijne tegenstanders alle schijnreden van uitvlucht ontnemen. Zoo had zijn werk voor zijn doel en ook voor de wetenschap veel gewonnen, had boeksteller nog grootere nauwkeurigheid aan den dag gelegd om zijne bronnen te vestigen! Hetzij hij oorkonden aanhaalt, hetzij hij 't gedacht geeft van hedendaagsche schrijvers, waarom niet telkens zorgvuldig aanteekenen waar ze, oorspronkelijk ofte niet, te vinden zijnGa naar voetnoot(1) of waar dit of dat gezegde te lezen staat, zooals 't geval is op bl. 31? | |
[pagina 302]
| |
De geraadpleegde bronnen hoefden ook over 't algemeen beter geschikt te zijn, andere nader bepaald (Zoo de Revue catholique t. XV. Wie zou er bij 't zien van dien naam, denken dat er daar eene nogal goede bijdrage in voorkomt over Stevens, bl. 267 en vlgg.?) en nog andere wel met vrucht door nieuwere vervangen (Claessens b.v.). Den inhoud van 't werk 'n moeten wij hier den lezer niet doen kennen: Biekorf heeft daar reeds voor gezorgd (Bd. XIV [1903] bl. 120-126). Schrijver had er echter beter uitdrukkelijk gezegd, lijk E.H. Kenis, bl. 153, n. 2 het doet bemerken, dat er voor 't huwelijk in gem. werk een wezenlijk verschil aangestipt wordt voor Vlaanderen en Brabant. In eenige punten hadde de schrijver, onzes dunkens, kunnen de waarheid naderbij komen. Zoo is 't voor het minst twijfelachtig, dat ‘de concordaten hebben bestaan van Constantinus af’ (bl. 14). Immers, lijk het Mgr. Giobbio heel wel zegtGa naar voetnoot(1), deze hadden geen reden van bestaan in tijden waar de Kerk in heele vijandschap was met den Staat en ook wanneer beiden in volle overeenkomst waren (dus van Constantinus voort tot rond de XIe eeuw). Gewoonlijk geeft men als eerste concordaat slechts dat van Worms in 1122 tusschen paus Calixt II en keizer Hendrik VGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 303]
| |
Wat te lezen staat bl. 109 n. 1 over de geldigheid huns doopselsGa naar voetnoot(1) betwijfelen wij grootelijks. Sedert jaren, ja, hebben ze geen priesters meer om hun de wijze van doopen aan te leeren, maar de zake is van zoo groote aangelegenheid, zelfs in hunne oogen, en daarbij zoo weinig ingewikkeld, dat het ons hoogst waarschijnlijk is dat ze over 't algemeen geldig doopen. In ieder geval, ja, is een onderzoek noodig; maar bijna altijd, om niet te zeggen altijd, zal het de geldigheid bewijzen. Dit wierd onlangs klaar getoond in West-Vlaanderen waar een heel huisgezin hem bekeerde: de kinderen die gedoopt geweest waren door eenen Stevenist van Passchendaele, hadden er geldig 't sakrament ontvangen: 't onderzoek liet geenen twijfel over. Wat de begravingen aangaat (bl. 110 en 154), ziethier hoe men onlangs in 't Iepersche te werke ging. Bij 't lijk brandde men een overvloed van keersen en men las de gebeden der overledenen en der mis. Daarna droeg men de afgestorvene naar 't kerkhof waar men ze begroef (maar niet op hunne voorbehoudene plaats [bl. 154]: 't is daar zeker wel de uitneming?) en een gebed stortte (somtijds verlaat men aanstonds het kerkhof). Na den rouwmaaltijd las men de zeven boetpsalmen en den rozenkransGa naar voetnoot(2). Bl. 132 n. 2 ware het ook beter wat min bevestigend te spreken: die verhuizing van het huizeken van Nazareth naar Loretto wordt den dag van vandage nogal betwist en schijnt zeis nogal onhoudbaar. Wat het huwelijk betreft (bl. 153), daar waren er over korte jaren in West-Vlaanderen die naar Dover gingen trouwen en hoegenaamd geen gading hadden om voor de wet te trouwen, hadden de omstandigheden er hun niet toe gedwongenGa naar voetnoot(3). Eindelijk had E.H. Kenis, juist nog eens ingezien zijn doel, wat meer op sommige punten mogen steunen. Zoo had, voor 's pausen tegenstand aan de organieke artikels, 't meesterwerk van Rinieri hem vele diensten bewezenGa naar voetnoot(4). In 't bijzonder, was het inrichten der succursalisten als amovibiles volgens a. 31 der organieken, geen reden van afval geweest voor sommige priesters? Die reden komt mij natuurlijk voor den geest en zoo zij waar is, dan was eene rechtveerdiging van dien maatregel hier noodig. Op de opgeworpene schijnredenen bl. 62-64 hoefde er eene uitdrukkelijke weerlegging of verwijzing naar de plaats van 't werk waar zulks weerlegd wordt. Of Beekmans, waarvan spraak is bl. 86 n. 1, een der onderteekenaars is ofte niet van de handmare naar Rome (bl. 81), was noodig gezeid, want zijne getuigenis is er te flauwer of te sterker om. Voor | |
[pagina 304]
| |
't afschaffen der heiligdagen (bl. 95 n. 1) ware een enkel woord over de oppermacht der Pausen, om de kerkelijke instellingen te veranderen, ook te stade gekomen. Daar hebt ge 't voornaamste van hetgeen we onder 't lezen opmerkten. Boekstellers werk zal ongetwijfeld goed stichten bij de afgedwaalden die het zonder vooroordeel willen lezen. De onwaarheden welke wij aanstipten zijn meestal van minder belang voor 't eigenlijke werk en wil hij dan onze aanteekeningen in 't oog houden, hij zal ons ongetwijfeld in eene 3e uitgave eene ware wetenschappelijke studie leveren over 't zoogezeide Stevenismus: hij is voorzeker het meest bekwaam het werk af te leggen. Zoodoende zal hij ook het hoofddoel der 2 eerste uitgaven, namelijk zendelingswerk te verrichten, met meer zekerheid nabijkomen. P. Allossery. |
|