Biekorf. Jaargang 14
(1903)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |
[Nummer 17] | |
Gebruiken op Cinxen
| |
[pagina 258]
| |
geplogenheden en volksvermaken die hetzelve vergezelden, was algemeen in gebruik en bestond tot vóór weinige jaren nog in menige streek van VlaanderenGa naar voetnoot(1). Hetzelfde geldt voor het planten van Meitakken vóór huizen en stallingen; 't steken van Meien op 't huis of vóór 't raam der huwbare meisjes; het zingen van Meiliedjes bij 't omhalen van giften aan de boerenhoven te Meiavond of bij de dansen rond den Meiboom of rond het Meilief. De meestgebruikte liedjes zijn: ‘'k Heb een Meiken in mijn hand...
‘Rozen bloeien op mijn hoed...
en veelal 't lied van 't Paterken; ‘Ei, 't was inne de Mei, enz.Ga naar voetnoot(2).
Met Mei geschiedt ook het bekransen on rondvoeren van den Meikoning, den Meigraaf; van de Meikoningin, -bruid, -bloem, het Meilief; hetwelke rondvoeren den naam draagt van Meivaart, Meirid. Ook nog: het ontsteken van Meivuren, het veeuitdrijven, 't wandelen in de bedauwde weiden, 't houden van steekspelen en vertooningen. ***
Ja voorwaar, het Mei- en Cinxenvieren zat steeds vast en diep vergroeid in het leven en de gebruiken des volks. Ook zien we het van de oudste tijden af, leven en bloeien door de eeuwen heen tot op onze dagen en dat spijts tegenkanting van allen aard. Reeds in de XIIe eeuw komt dit gebruik voor als een oude overleveringGa naar voetnoot(3). Steunend op een recht, dat ze als een overoud inriepen, legden kloosters en landheeren aan hunne onderhoorigen als belasting op, jaarlijks den Mei- of Cinxenboom en wat er toe behoort, | |
[pagina 259]
| |
te bezorgen. Andere grondbezitters, geestelijke en wereldlijke, verbieden dit gebruik op hun grondgebied om wille van de schade die jaarlijks in hunne bosschen aangericht werdGa naar voetnoot(1). Dergelijk verbod zien we, in den loop der tijden, meermaals terugkomen. Zoo vinden we het Meiboomvereeren als heidensche geplogenheid afgekeurd in de verzamelde ‘Canones’ van Burkaard, bisschop van Worms (1000-1025)Ga naar voetnoot(2). Te Eirfurt in Sassen, ten jare 1351, werd het op boete verboden op Cinxen het gebruik te plegen den ‘wasservogel’ in het water te stooten (vglk hierboven bl. 247)Ga naar voetnoot(3). In verscheiden landen in de XVIe eeuw, verbiedt de vorst het zingen op CinxennachtGa naar voetnoot(4). In 1566 werd te Brussel het boomvellen verbodenGa naar voetnoot(5). Te Arnhem in 1693, 1695, 1698, tracht de kerkelijke macht de boomplanting te beletten, om reden van de misbruiken en baldadigheden die alsdan geschieddenGa naar voetnoot(6). Doch, 't was al te vergeefs. Het gebruik was te stevig vastgeankerd om in eens uitgeroeid te worden. Hoog, zeer hoog moet het bestaan ervan opklimmen. De oude Germaansche Sagen de Ynglinga Saga, de Edda Saemundar gewagen herhaazldelijk van dergelijke plechtigheden met het begin van 't lentegetijGa naar voetnoot(7). In het ‘leven van S. Eloi’, dat aan S. Audoenus, zijnen vriend, wordt toegekend, vinden we eene aanspraak tot de nieuwbekeerden, waarin hij zekere heidensche gebruiken kwaadkeurt en vraagt dat niemand meer het werk stake en feest viere te MeieGa naar voetnoot(8). In ons Mei- en Cinxenvieren zijn al de deelen en kenmerken van het oud germaansche lentefeest te bespeurenGa naar voetnoot(9). Grimm | |
[pagina 260]
| |
vindt dezelfde gebruiken terug in de Roomsche oudheid. Tijdens de Floraliënfeesten (28 April- 1 Mei) bekransde men het hoofd met bloemen, men bracht groente uit de velden en versierde de woonsteden. Den 13sten Mei droegen de Vestalen eene uit loof en takken gevlochten pop tot den ‘Sublicius pons’ en wierpen ze in den TiberGa naar voetnoot(1).
***
Dit overoud gebruik is algemeen verspreid in de verschillende landen van Europa. In Vlaanderen worden sedert lang de Mei- en Cinxenfeesten door het volk gevierd. Te Oudenburg plantte men den Meiboom. De rekeningen van 't jaar 1615 melden dat de stad, naar oude costume, daartoe 20 schellingen betaalde. In 1510 wordt aangestipt dat de S. Joorisgilde van Oostende naar Oudenburg trok den 1sten Mei om ‘den Meye te haelen’. Onder de Esbattementen die ten jare 1448 te Oudenburg werden gespeeld, vindt men dit van den ‘Mei’ op 1sten Mei. De Handboogschutters hielden er hun jaarlijksche koningschieting den Maandag van CinxenGa naar voetnoot(2). In de verbeeldingen die de vlaamsche meesters ons geven van oude vlaamsche kermissen, vindt men den MeiboomGa naar voetnoot(3). Het vermaarde ‘Breviarium Grimani’Ga naar voetnoot(4) geeft als opluistering voor Mei een Meistoet. De Meibruid, in 't wit gekleed, is gezeten op een wit peerd en is voorafgegaan en gevolgd door ruiters. De peerden hebben meien op den kop, de ruiters houden meien in de hand. Verscheiden der gewoonten op 1sten Mei hielden op vóór de 16de eeuwGa naar voetnoot(5). Doch menig spoor dezer oude geplogenheden zijn heden nog overgebleven. In 1830 bestonden in Vlaanderen nog | |
[pagina 261]
| |
Meigilden voor 't inricliten der MeifeestenGa naar voetnoot(1). Te Exaerde, tot vóór weinige jaren was er Meiplanting en den 31sten Mei: ‘Meiboomveiling’Ga naar voetnoot(2). Te Brussel wordt nog ieder jaar de Meiboomplanting gevierd, doch dit geschiedt nu in Koornmaand. Te Brugge steekt de Meiboom boven den Halletoren zoolang de H. Bloeddagen duren. Daar is gewis geen stad, geen dorp waar niet eene herberg te vinden is, genaamd ‘De Meiboom’. In Noord-Dietschland kent men heden nog de Pinksterbloem. Luilap, luilak heet er nog de dag, - 1sten Mei of Cinxen, - waarop het bijzonder schande is het laatst op strate of ter schole te komen, of de persoon die dien dag het langst slaaptGa naar voetnoot(3). In Friesland vieren ze nog jaarlijks van Cinxenavond tot Cinxenwoensdagmorgen hun marktdag of merke. Hij wordt geopend met het planten van den ‘kallemooi’ d.i. den kalenmei die geveld wordt op Pinksterstrooi, d.i. Pinksterdrie, den derden CinxendagGa naar voetnoot(4). In Oost-Friesland ook is het oorspronkelijk Meifeest op Cinxendag overgegaan. Het huis wordt met meien gepint. Men kent er den Meiboom en de Meibruid. 't Gebeurt dat de Meiboom geroofd wordt door naburige gemeenten, hetgeen dikwijls aanleiding geeft tot bloedige twistenGa naar voetnoot(5). In Luxemburg plant men nog Cinxenboomen vóór de stallenGa naar voetnoot(6). Duitschland is wellicht het land waar de Mei- en Cinxengebruiken het best bewaard zijn gebleven en dit evenzeer in de verschillendegouwen. Maifahrt, Mairitt, Maibaum, Maimadchen, Maienröslein enz., de verlustigingen tijdens de eerste Meidagen of in de Cinxen- | |
[pagina 262]
| |
week: wedspelen, koningschieten, markten en kermissen zijn er nog algemeen gekendGa naar voetnoot(1). Engeland kent van oudsher het ‘fetch in the May’, de Maypole, Mayqueen, Mailady. De Meigraaf en Meibruid rijden rond in stoet; teruggekeerd bij den Maypole nemen ze plaats onder een loofdak, van waar zij de volksspelen bijwonenGa naar voetnoot(2). Bij de Scandinaafsche volken: in Zweden is het nog ieder jaar Meirid met den Meigraaf, ook Bloemengraaf geheetenGa naar voetnoot(3). In Denemark, vooraleer de Meirid begint, staat, op het Meiboomplein, de Meigraaf houdend in de hand twee kransen. Hij is omringd door jonge meisjes; onder deze kiest hij een ‘Meiin’ aan wie hij éen der kransen toewerpt. In vele streken bestaan er MeigravengildenGa naar voetnoot(4). Niet enkel bij de Germaansche volksstammen, maar ook bij de Slaafsche: in FinlandGa naar voetnoot(5), in Rusland, in Hongaren viert men de MeiGa naar voetnoot(6). Dit gebruik is evenzeer gekend bij de Romanen. In Frankrijk, in de verschillende gewesten, gaat men, van in de Middeleeuwen reeds, den Mei halen, ‘quérir le May’; men viert er ‘père May’ die rondrijdt in stoet, gezeten op ‘le cheval mallet’Ga naar voetnoot(7). Ook in Spanje is het Meivieren een zeer gegeerd volksgebruikGa naar voetnoot(8). In Italien: te Rome placht men Meien te planten en de huizen ermede te | |
[pagina 263]
| |
versierenGa naar voetnoot(1). Te Syracuse in Siciliën vierde men met Meie het jaarlijksche ‘Boomfeest’. Een versierde boom werd op een wagen in stoet rondgevoerdGa naar voetnoot(2). Overal dus mag men zeggen, in geheel Europa, zonder onderscheid van stam of taal, komt dit gebruik voor; overal - mits eenige plaatselijke eigenaardigheden - komt het op hetzelfde neer: Meivieren dat in sommige streken op Cinxen is overgebracht. *** Mag men niet reeds vooraf bevestigen, dat een zoo algemeen en gelijkig gebruik, dat zoo lang reeds en zoo vast in 't volk is ingeworteld, eene gemeene en gelijke oorzaak, een gemeene afkomst verraadt? Onaanneemlijk schijnt het dat dit gebruik, als vanzelf, van het eene tot het andere land zou overgegaan zijn. Hoe zoude zulkdanig gebruik, overal tot in de bijzonderheden zoo gelijkig, zoo ver en zoo diep en bij zooveel volkeren, verschillend van aard en stam, doorgedrongen zijn? Even onaannemelijk schijnt het dat het bij ieder volk op zijn eigen, vanzelf, als een gevolg uit een natuurlijke volksneiging, zou ontstaan zijn. Zulks ware wellicht verstaanbaar voor een algemeen onbepaald vreugdevieren op dit tijdstip van 't jaar; doch, hoe de gelijkendheid uitgelegd, die overal tot in de mindere bedrijven van dit eigenaardig spel, te bespeuren is? 't Wordt algemeen aanveerd, dat die geplogenheden overal opklimmen tot den heidenschen voortijd. Grimm vindt ze terug in Roomens heidensche oudheidGa naar voetnoot(3). Ozanam verkent ze eveneens bij onze heidensche vooroudersGa naar voetnoot(4). Weinhold, Hartung en anderen vinden in ouze Mei- en Cinxengebruiken duidelijke kenmerken van het Oud-Germaansche LentefeestGa naar voetnoot(5). | |
[pagina 264]
| |
MannhardtGa naar voetnoot(1) is overtuigd dat die gebruiken hun oorsprong hebben in 't heidendom. Ze verbeelden volgens hem een bestanddeel van den volksgodsdienst; ja, misschien mieken ze in den oudsten tijd den heerschenden eerdienst uit. Hij eindigt met de vraag te stellen of ze op Europa's bodem zelf ontstaan zijn (en dan, daar een gelijke werking een zelfde oorzaak hebben moet, zou de uitleg misschien hierin te vinden zijn, dat in ieder volk dezelfde kiem ligt van denzelfden natuurgodsdienst) ofwel klimmen ze op tot den oortijd en bestonden ze reeds vóór de Indogermaansche volksverdeeling en -verhuizing? EldersGa naar voetnoot(2) bevestigt hij dat het duidelijk blijkt uit de overeenstemming in de algemeene Mythologie en Natuurgodsdienst der volkeren dat de Indo-Germanen, toen ze naar Europa zijn afgezakt, hun godsdienst en hun mythologie behouden hebben, alhoewel het verscheiden leven dezelve eenigzins gewijzigd heeft. In hoever dit nu met de Meigebruiken het geval is, valt moeilijk om zeggen. Weinhold heeft met dit inzicht het Indische ‘Vājāpeia’ onderzocht en met de Mei- en Cinxengebruiken vergeleken en hij besluit dat ze beiden in den grond overeenstemmenGa naar voetnoot(3). Het ‘Vājāpeia’ is een godsdienstig en volksch zegefeest dat ieder jaar gevierd wordt na een wedloop met wagens. Deze grijpt plaats in den herfst, het frissche jaargetij na den regentijd dat met onze Lente overeenkomt. De Indische zeger beklimt een mast, in het bijzijn van zijn vrouw of verloofde of van eene die hij, voor de omstandigheid, tot bruid of koningin uitkiest. Hij wordt door de priesters tot koning gewijd en de koninklijke eer wordt hem toegezegd geheel het volgende jaar en gaat gepaard met den bijzonderen zegen des hemels over huis en veld. | |
[pagina 265]
| |
Tot hoeverre dit alles nauwkeurig en gegrond is en met ons Meivieren overeenkomt, durven wij niet beslissen.
*** ('t Vervolgt.) |
|