Biekorf. Jaargang 13
(1902)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 222]
| |||||||||||||||
Het Mimodrama van GroeningheGa naar voetnoot(1)DE eerw. Heer G.H. Flamen is een der leerlingen van den eerw. Heer L. De Bo zaliger, wiens lof hij uitsprak te Poperinghe, ter gelegenheid der plechtige inhuldiging van het praalgraf, den schrijver van het West-Vlaamsch Idioticon, door zijne vrienden opgericht. Te Brussel geboren maar te Brugge onderwezen en opgegroeid, heeft de Eerw. Heer G.H. Flamen, van jongs af, ons oude Vlaanderen bemind en bewonderd. Tijdens dat hij te Kortrijk en te Rousselare professor was, trilde hij toen men hem van Brugge en Damme, van Breydel en Maerlandt kwam spreken. Immers, binst zijne studiejaren had M. Flamen te Brugge gewoond, bij eene zijner moeien, maar hij was ook zeer dikwijls te Damme, waar zijn oom, Dr Flamen zaliger, burgemeester was. Ja, Damme met zijne prachtige kerk, zijnen machtigen toren, zijne schilderachtige Halle, zijn middeleeuwsch gasthuis; Damme, met de gedenkenissen van zijne haven en handel, van zijne macht en rijkdom; Damme, waar weleer 1700 oorlogschepen van Philip-August vernietigd werden en ontelbare andere wapenfeiten gebeurden; Brugge insgelijks met zijne kunst en nijverheid, met zijne weelde en zijne pracht, met zijne allerhande praalgebouwen en meesterstukken; Brugge, bijzonderlijk, met de herinnering zijner graven en hertogen, doch bovenal het Brugge van 1302, met zijnen Coninc, zijnen Breydel, zijne gilden en ambachten die te Groeninghe het geduchte leger der Franschen overwonnen: dit alles verrukte en vervoerde den leerling, en later den priester en den leeraar; dit alles deed in hem den geestdrift opwellen en ontstak in zijn herte de gevoelens van eene edele en vurige vaderlandsliefde. 't En zal dus niemand verwonderen dat deze inboorling van Brussel, die het kasteel van Male en de legerplaatsen der brugsche bannelingen of uitwikkelingen van de meimaand 1302 zoo dikwijls bezocht, het grootsch gedacht opvatte de heldaftige gebeurtenissen van dien tijd in eenen zekeren zin te doen herleven. De menschen, in het algemeen, doch vooral de geleerden, houden op onze dagen van langs om meer aan het verledene; de minste bijzonderheden der middeleeuwen en der voorgaande tijden wekken hun belang op. Men herstelt kerken en torens, belforten en stadhuizen; men vernieuwt kasteelen en paleizen, men versiert ze met oude tapijten en schilderien, met allerhande meubels, kunstwerk en sieraden der verledene eeuwen, om alzoo de plaatsen te doen heroprijzen, rechts gelijk zij waren toen onze voorvaderen daar leefden en zweefden, en wrochten, en baden als vrome Christenen en als deftige vaderlanders. Men heeft alzoo, op onvergeetlijke toogdagen, het oude Antwerpen en het Parijs der middeleeuwen zien heroprijzen. Te Brugge en is zulks niet noodig, omdat onze stad nog in duizende plaatsen met het kenmerk der vervlogene tijden bestempeld blijft. | |||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||
Maar de geleerden hebben ook de levenswijze onzer vaders nagegaan. Zij hebben inzonderheid heuglijke feesten en optochten herdacht, en onder de oogen van duizende nieuwsgierigen hebben zij prachtige historische stoeten door de straten onzer steden doen voorbijtrekken. 't Is zelfs gebeurd, te Sint-Andries bij Brugge, in het jaar 1880, dat men den tijd van den Boerenkrijg in een wonder schouwtooneel deed herleven, en zulks in de opene lucht waar een wonderbaar vertoog de gevoelens van geloof en vaderlandsliefde tot geestdrift opwekten. Nu, de Eerw. Heer G.-H. Flamen, die een fijne oudheidkundige is, heeft het gedacht opgevat van alzoo ook de luisterlijkste daden onzer Helden van 1302 te doen herleven. Uit hetgene wij gezegd hebben blijkt dat niemand daartoe beter bereid was dan M. Flamen, die sedert jaren en jaren zoo menige tooneelspelen gemaakt en bestierd heeft te Ruysselede, waar hij zijne rijke inbeelding, zijnen schranderen geest en zijne kunstvolle opvatting der zaken van de verledene tijden zóó behendig heeft doen uitschijnen. Welk wonder dus dat zijn Groot vaderlandsch, Mimodrama van Groeninghe, wanneer hij het, verleden winter, op het stadhuis te Kortrijk is gaan lezen, zulk eenen ongemeenen bijval gevonden heeft?.... Welk wonder dat alwie het doorbladerd heeft, ervan ingenomen is geworden?.... Het, Mimodrama is bestemd om in de opene lucht gespeeld te zijn, op een plein van 90 duizend vierkante meters, met zang en muziek die, voor de omstandigheid gemaakt, de gedachten en gevoelens moeten aanduiden der honderden spelers die daar zullen te voorschijn komen. Eilaas! de tijd heeft ontbroken om, dees jaar, de noodige gereedschappen te maken tot het opvoeren van hetgene Onze Tijd een meesterstuk genoemd heeft. Het schijnt dat alle maatregels genomen zijn om in 1903 dat wonder schouwspel uit te voeren. Twaalf honderd spelers zullen er te voorschijn komen, met 200 peerden, ossen, wagens en een volledig middeleeuwsch oorlogstuig. De tooneelversieringen zullen 8 tot, 10 meters hoog zijn, en gansch het spel zal begeleid worden door orkest, gezang en krijgsmuziek. Het Mimodrama bestaat uit de zeven volgende tafereelen:
‘Om de uitvoering van het Mimodrama volkomen te verstaan en aangenaam te genieten is het noodig den tekst op voorhand aandachtiglijk te lezen en, gedurende het spel, de ontwikkeling der tafereelen erin te volgen, Het valt nochtans te bemerken dat het Mimodramaboek, zoo opgesteld is, dat het, zelfs voor dezen die de uitvoering niet zouden kunnen bijwonen, eene aantrekkelijke lezing verschaft. | |||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||
‘Al de Vlamingen worden uitgenoodigd om op het werk in te schrijven. ‘Men gelieve deze aankondiging aan vrienden en kennissen mede te deelen.’Ga naar voetnoot(1) H.R. |
|