‘Maar het is onze plicht ons woord te herroepen en te bekennen hoe gek wij gehandeld hebben.’
De waarheid kan niet lang verdoken blijven: men begon verwonderd te zijn dat er geen nieuws van Martinika afkwam; de wijze en voorzichtige lieden schudden veelbeduidend hun hoofd toen zij mijnen naam hoorden uitspreken.
‘'t Belachelijkste van geheel die zaak,’ zei er een, ‘'t is dat hij geëindigd heeft met zelf te gelooven dat zijn eigen uitvindsel waar was. Wat mij betreft, ik moet zeggen dat ik altijd een weinig achterdochtig was over die erfenis.’
‘En ik ook’ zei mijnheer Felix, ‘niettegenstaande het mij vijftien duizend frank gekost heeft.’
Toen ik op zekeren morgen eene dozijn brieven op mijne tafel zag, vermoedde ik dat de zeepbal opengeborsten was. De inhoud was veelal dezelfde: zoo bij voorbeeld:
‘De groeten van mijnheer Mayer aan mijnheer Meran, en daar hij groote betalingen te doen heeft, zal hij met dank eene kasaanwijzing (check) ten beloope van de bijzittende rekening ontvangen.’
Mijne antwoorden deden allen twijfel nopens mijn goed betaalvermogen verdwijnen:
‘Mijnheer Meran bedankt mijnheer Mayer omdat hij eindelijk zijne rekening ingediend heeft, en voegt hier eene kasaanwijzing bij voor 't bedrag der rekening.
Mijne kalme en onverschillige handelwijze wekte nog eenige dagen de nieuwsgierigheid op.
‘Wat een lukkeboone!’ zei de eene.
‘'t En is hier geen zake van geluk,’ zei een andere, ‘hij heeft zijne kaarten wel gespeeld en 't spel gewonnen,’
Een of tweemaal, ik moet het bekennen, voelde ik gewetenswroeging, maar een stond overweging was genoeg om mij te overtuigen dat mijne eigene daden geen deel in 't bewerken van mijn geluk hadden en dat ik alles verschuldigd was aan de algemeene aanbidding van