Biekorf. Jaargang 13(1902)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Gesnoeid DE boomen staan te krijschen, och! zoo deernisvolle tranen, onthoofd, ontarmd, verminkt, verdaan, in endelooze lanen. Hun takkentuig ligt wijd verwaaid, hun wissewerk in brokken heeft strate en weg vol stokgestriep, - vol rünen - zwart getrokken. De tranen - wonderdadig ding - langs kop en stam aan 't leken doen hier en daar uit 't lamme lijf een jeugdig botje breken. Ei, zonne lieve, winterwers staat op en doet de boomen in 't blarenkleed en laat me allicht van lente en leven droomen. Van lente en leven, blomme en blad, van klanken klare en lichte, die duizend duizend vogels uit hun blijde kele zichten. 1en in Lentemaand 1902 F. De Jonghe Vorige Volgende