Biekorf. Jaargang 13
(1902)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||
[Nummer 1] | |||||||||
Broeder Cornelis te Kortrijk in 1578
| |||||||||
[pagina 2]
| |||||||||
Doch ‘alles in conformiteyte vande pacificatie binnen uwe stede gemaect ende byder Co Mat gheagreert ende gheconfirmeert ende midts de zelve observerende by elck respectivelick van onslieden onverbrekelick ende van poincte te poincte’Ga naar voetnoot(1). De getrouwigheid aan den koning, zoowel als aan de Bevrediging van 1576, hier zoo duidelijk uitgesproken en in het voorstel der Gentenaren zoo plechtig ingeroepen, was slechts een drogreden voor deze laatste om te gemakkelijker de wetheeren in hunne netten te vangen. Immers de zin van de XVIII mannen had iets meer in, en hoe langer hoe klaarder straalt dit door bij het volgen der aanstaande gebeurtenissen. Want de afgeveerdigde d'Hembiese en Van Pottelsberghe hadden nog andere brieven mede, en deze wel ‘beslotene briefven van ghelicken inhoudene als an hemlieden, addresscherende aenden ghemeente deser voorn. stede’. Zij beweerden zich gelast dezelve in 't openbaar en luide aan het volk voor te houden. Dat mocht het magistraat niet toestaan, krachtens de Karoline. Om d'Hembiese te voldoen, antwoordde men dat men de Notabelen zoude samen doen komen met het college, en dat alzoo het ‘ghemeente’ zou verbeeld zijn. Edoch die heeren afgezanten konden zulks niet verstaan en wilden ‘dezelve briefven naemelick aen de ghemeente ende in heurl. handen int openbaere presenteren’ Wat | |||||||||
[pagina 3]
| |||||||||
uitgevonden? ‘Omme beter ghedaen dan ghelaeten’ dagvaart men voor 's anderdaags ter schepenzale, boven de Notabelen, ‘zeker goedt ghetal van heurl. insetenen, officiers ende andere, zoo in eede vanden stede jeghenwoordelick zijnde als tanderen tijde gheweest hebbende..’ Maar dusdanige vergadering, - was d'opwerping -, is nog het ware gemeente niet, en eindelijk! het magistraat laat toe het volk bijeen te roepen tot het hooren aflezen der hem bestemde brieven ‘midts datse (de gemeente) binnen int college met de voors. ghedeputeerde compareerde.’ Zoo talrijk kwam men toegestroomd, dat men in de zaal noch staan noch de lezing hooren kon, en... ('t was daar dat men eindigen moest!)... ‘Zo wierdt byde voorn. ghedeputeerde belast datmen hemlieden buyten tcollege de zelve briefven anderwarfs lesen soude, 't welck ghedaen wierdt voor tscepenhuus beneden. Ten wekken tyde naer diverssche communicatien ende vertreck by ghemeenen accorde van alle de comparanten gheadviseert gheaccordeert ende ghesloten wierdt tcontract tusschen dese voorn. stede ende de voorn. stede van GentGa naar voetnoot(1). | |||||||||
[pagina 4]
| |||||||||
De poets was gespeeld. Voor eenen laatsten keer kwamen de afgeveerdigden in 't kollege, den 14sten Februari, om nog eenige punten te regelen. Zij vroegen ten:
Zoo men leert uit 't gene voorgaat, had d'Hembiese wonderslim zijne taak volbracht. Door sluwheid kwam hij zijn beoogde doel te bereiken: de Kortrijksche wet had moeten buigen voor het geweld der menigte, zoo talrijk toegestroomd om de lezing der Gentsche afgeveerdigden te aanhooren. Zeker was de stad nog niet openlijk afvallig van Spanje, maar daar stond men nader bij dan men wel denken mocht. Nu, op 24sten Februari, komt een nieuwe bezoeker het schepenhuis binnen. 't Is Pieter van Bevere. Hij is, zegt hij, raadsheer van den Koning. Dat wilde alsdan zeggen: afgezant van Mathias en der Staten. Hij beweert zich belast met eene dubbele commissie: De eerste: hij moet penningen lichten ten dienste van het land: ‘Omme te wederstaene den ghemeenen viant nu ter tijts grootelicx grasserende int cartier van Brabandt’Ga naar voetnoot(1). | |||||||||
[pagina 5]
| |||||||||
Men offert hem 5000 guldens. Daarmede is hij niet tevreden, en, den 3den Maart nadien, worden er hem 6000 toegestemd. De tweede: hij moet ook nog opschrijven ‘ende inventorieren de baghen ende jeuwelen, goudt ende zekere, de abdien, cloosters, steden, ghulden ende andere collegen toebehoorende’. Dat woord ‘inventorieren’ klonk maar schuw. 't Was, als wij nu zouden zeggen: ‘de zegels leggen’, afstand doen van eigendom tot aan bevoegde beslissing. Niettemin wilde het magistraat hier ook aan gehoorzamen. Van Bevere's brieven droegen 't opschrift ‘Par le roi’, en daarbij er scheen geen gevaar in: er stond immers duidelijk bij geschreven dat het maar en was ‘pour s'en servir pour ung temps, par manière d'emprunt.’Ga naar voetnoot(1) 't Was hier nu de oorzaak die aanleiding gaf tot de moedige tusschenkomst van Broeder CornelisGa naar voetnoot(2). Niet zonder reden had hij, gedurende een lastig apostolaat van vele jaren, in Brugge den naam verworven van ‘haereticorum malleus’Ga naar voetnoot(3). Daar had hij de ketters aan 't werk gezien en, onvermoeibaar, vinden wij hem den 25sten Februari 1578 te Kortrijk. 't Was dien dag dat hij het predikgestoelte beklom in Ste Maartens. Hij deed verstaan aan de menigte dat men niet luisteren mocht naar die nieuwe bevelen; hij trachtte de oogen te doen opengaan en te toonen hoe dit alles zuiver het werk was der ketters, inroepende zijne eigene ondervinding, voornamelijk van het wonderjaar, dat hij van bij gezien had. | |||||||||
[pagina 6]
| |||||||||
Duur moest hij zijnen iever bekoopen. Wel had zijn sermoen grooten bijval gehad, maar 't magistraat was zoo gesteld dat het den prediker dwingen wilde zijne woorden weder in te trekken des anderdaags. Maar hooren wij liever uit eigene oorkonde, het verhaal dezer zaak: Na de komst van Van Bevere ‘.... es ghebeurt dat zekeren religieulx ghenaempt broeder Corñ.... wezende vander ordre van St Franchois, tvoorghaende verstaen hebbende ghepreickt heeft sanderdachs in St. Maartens kercke deser stede, zekere blasphemien ende seditieuse proposten jeghens tvoors. inventorieren. Ende naerdien scepene ende notabelen int zelve sermoen gheweest hebhende, ellecanderen daervan recort ghedaen hadden, was bij hemlieden adjointelick gheresolveert dat men den voorn. graubroedere midsg. zijnen gardiaen ontbieden zoude, ende in heurlieder jeghenwoordicheyt hem ghewach doen vande voors. seditieuse proposten. Den welcken broedere up den zelven instant int college ende voor de notabelen comparerende annegheseyt wierdt, present zijnen gardiaen, dat hy zoude ghepreickt hebben (onder andere) dat men behoorde de commissarissen ofte andere ghecommitteerde om tinventorieren vande voors. jeuwelen faictelic te resisterene als diefven, ghelick men dede ten tijde van de brake, anno 1566, ghemerckt dat men de zelve beschickte naer ende ten proffycte vande hereticken. Waerup hy broeder Corn. in antwoorde gaf tzelve ghezeyt hebbende uyt een goede zele, waer jeghens hem van weghens de voors. scepenen ende notabelen onder andere gheseyt wierdt, dat mijn heere Bevere de voors. upscrivinghe doende ware uyt crachte van zyn twee commissien, de welcke hem metsgaders zynen gardiaen ghelesen wierden’ .... zoo ‘wierdt by de voorn. scepenen ende notablen ende myn heer den lieutenant vanden hoochballiu den voorn. broedere Corn. verboden dierghelicke proposten nyet meer te prekene, ende hem belast dat hy sanderdachs xxvj der zelver maendt de zelve blasphemien wederroupen zoude, daer nyet dat men | |||||||||
[pagina 7]
| |||||||||
daerinne voorzien zoude daer ende zoot behoort’Ga naar voetnoot(1). Maar broeder Cornelis was onverbeterlijk. Men wist er elders van te spreken! Ook deed hij als voordien, ‘uit goeden zele’, en zoo verdiende hij van door de wet van Kortrijk aan den bisschop van Doornijk aangeklaagd te worden, den 3den van Maart 1578. Nochtans is hij van dezen keer, niet aleen beschuldigd: met hem wordt ook de moedige Jan DavidGa naar voetnoot(2), pastoor van St-Maartens en toekomende rector van 't college van Kortrijk, alsook de pater dominikaan, die hier als ‘terminaris’ verbleefGa naar voetnoot(3), overgedregen. De beschuldiging bleef de zelve ‘... de ce qu'il (frère Corneille) sauroit avancé en ses sermons et prédications user des propos fort estranges, scandaleux et sedicieulx tenus puis nagueres auprès de nous, par ce calomniant lauthorité du Gouverneur général et de son conseil destat, et des estatz généraulx alendroit les mandemens et placcartz deux émanez touchant linventoire des baghes et argenteries...’Ga naar voetnoot(4). De bisschop, Pieter Pintaflour, zegt in zijn antwoord dat de tijden toch zoo moeilijk zijn, dat hij bevolen heeft aan die predikanten van in hunne sermoenen voorzichtig te wezen en dat hij de zaak zal doen onderzoekenGa naar voetnoot(5). Maar 't en duurde maar een goede week meer en 't lang vergaderd onweder brak los. Den 13sten van Maart stonden de benden van Ryhove te Kortrijk. Hij was gekomen, zoo gezeid, om de stad te | |||||||||
[pagina 8]
| |||||||||
bevrijden tegen eenen inval der Malcontenten. Hij nam ze zelf in, en den 10sten van April nadien is de wet veranderd, de xviij mannen zetelen op het stadhuis, de heiligschennerijen van 1566 worden hernomen; een andere prediker nu beklimt den predikstoel, de welgekende DathenusGa naar voetnoot(1), en Kortrijk vervalt, met de valsche ‘religioensvrede’ in volle geuzenbestier. De voorzeggingen van broeder Cornelis waren droevig verwezentlijkt! Wij kunnen gissen welk het lot van den heldhaftigen graubroeder zou geweest zijn, ware hij in de handen der geuzen gevallen, door hetgeen wij lezen van den pater gardiaan Antonius Benault, die samen met hem ten stadhuize was gedagvaard. Zijn klooster wierd vernietigd, de broeders uitgejaagd en deze groote predikant van Kortrijk werd op onmenschelijke wijze mishandeld en in den kerker geworpen, alwaar nog de protestansche ministers met hem den spot kwamen drijven. Later toch bekwam hij de vrijheid weder, na ‘'t overcommen’ der stad tot Philips IIGa naar voetnoot(2). Broeder Cornelis leefde intusschen verborgen te Brugge, waar hij stierf, den 14sten Juli 1581, in het huis van heer Otho Arremaere, eenen rijken lakenkoopman, bij wien hij inwoonde, en wierd er begraven in Sint-Jans Hospitaal.
Dr A. De Poorter |
|