Biekorf. Jaargang 12(1901)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Nog vlaamsche woorden en spreuken De veugelkes die 's nuchtens te vroeg schuifelen worden van de katte gepakt. 't Zal regenen, 'k heb een bulte gezien. Hij loopt met de spa van den grafmaker op zijnen nekke. Leven van de breê-veertiene (alsof 't niet op en koste). Als iemand vraagt: ‘Hoe laat is 't?’ men antwoordt: ‘Tijd om uw leven te beteren’ ofwel: ‘Zoo late als gisteren deestijd’. Gij gebiedt iets, en men antwoordt: ‘Bah! 'k en doen’. Men zegt te Brugge: ‘Bakkendoen is timmeren, en timmeren is een ambacht’. 't En zijn al geen pauws die lange steerten dragen. Als iemands schoen kraken, of dat er ievers een driegdraadje in zijn kleêren zit, zeggen ze: ‘'t en is nog niet betaald!’ Een Veurn-ambachts peerd en trekt maar wat het kan. 't En zijn maar de vruchten die van den worm gesteken zijn die afvallen. Menschen spreken menschen, en boomen en komen malkander niet tegen. Van een mes dat niet en snijdt: ‘'t Snijdt al dat 't hoort en ziet, maar dat 't tegoenkomt niet.’ [pagina 383] [p. 383] Hij is scheel (zwart of vroed) van den honger. Hij is blauw van de koude. Hij is wit van verschieten. Hij is rood van schaamte of van gramschap. Hij is geluw van koortse, 't is lijk oker. 'k Hebbe geld moet-je weten, en met geld koopt-je zeepe. Eten met de pottebakkers (dat is, als de teele in den oven zit) = late eten. 'k Meende dat ik nen engel bij den kop had, en 't is nen duivel bij zijnen steert. Van eenen die vaak krijgt, en jeukte met eenen: ‘Zijn slaapluizen bijten.’ Den ossenbilk ingaan = 30 jaar tellen (Brugge). Dat is nen hof, 't ligt er al hoezeladuivele of appelboomvierkante. (Watou). G.V.d.P. Vorige Volgende