| |
| |
| |
[Nummer 16]
| |
De H.-Catharinakerk buiten Brugge
(Vervolg van blz. 229.)
HET grondgebied van de kerk lag ten deele buiten en ten deele binnen de stad, en zoo komt het dat er in de oorkonden dikwijls te lezen staat: ‘Parochia Stae Catharinae intra et extra Brugas.’
Volgens GaillardGa naar voetnoot(1) ging het grongebied van de kerk buiten de stad tot aan Steenbrugge. Verder zegt hij nog over de kerk dat ze uit drie beuken bestond: de middenbeuk was veel breeder dan de twee andere; tenden dien beuk stond de koor, en tusschen de twee was het hoogzaal, onder hetwelk men twee kleine altaren zag: de eene toegewijd aan den zoeten Naam Jesus, en de andere aan de H. Maagd. Boven den noorderbeuk rees de vierkantachtige torenGa naar voetnoot(2).
| |
| |
Over dit alles is er in de oorkonden van de H.-Magdalenakerk niets te vinden. Het oudste stuk, dat daar bewaard wordt, is gedagteekend uit het jaar 1274, den Dinsdag na Quasimodo.
Dit stuk, in 't Latijn opgesteld, is redelijk wel bewaard, maar de stempels ontbrekenGa naar voetnoot(1): ‘Aegidius, deken van St. Donaas, geeft aan de kerk van O.L. Vrouw eene rente, die bezet was op drie gemeten lands, liggende in de parochie van Dudzeele; ze bedroeg 40 schelling 's jaars, die op den dag van Aegidius' jaargetijde aan de armen moesten uitgedeeld worden’.
In oorkonden uit 1316 is er vooreerst gewag gemaakt over de H.-Catharinakerk en over den parochiepape: Jan De WeerdGa naar voetnoot(2).
Van het begin af van hare stichting werden er giften en gunsten aan kerk en disch gedaan, maar nooit waarschijnlijk kon deze kerk tot eenen grooten voorspoed geraken.
Buiten de stad en de versterkingen gelegen, was ze zonder verweer tegen de verwoestingen, die in de middeleeuwen zoo dikwijls in en ringsom Brugge gepleegd werden; nl. door vijanden die uit vreemde landen of uit de naburige steden, zooals Gent, op Brugge aangestormd kwamen.
| |
| |
Dit vermeldt ook een oude Brugsche boeksteller De DeneGa naar voetnoot(1) in rijmreken, die we hier overdrukken:
dicwils berooft in voorleden termyne
ion Ick êmers datmer toesteke dhandt
tesser al magher wee/ elc plucktter om tzyne
waer huter schryne// doetse nyemandt bystandt
| |
| |
daer de zantten ligghen met houppels ghebonden
men steltter der vanen hoogh anden wand
die word meerst bezocht / tallen tyden en stonden.
't En waren nochtans altijd de vijanden van Brugge of van onzen katholieken godsdienst niet, die de kerk vernielden. 't Is gebeurd dat de Bruggelingen en de katholieken zelve de kerke deden nedervellen, opdat ze, dichtebij de stad staande, niet tot schuilhoek voor den vijand hadde gediend.
Zoo was 't in den geuzentijd, gelijk we verder volgens de kerkhandvesten zullen zien, en zoo was het ook geweest in 1382, gelijk we besluiten moeten uit hetgeen vermeld staat bij Gilliodts-van SeverenGa naar voetnoot(2).
De Vlamingen hadden den slag van Roosebeke verloren, en de Bruggelingen, die met hunne landgenooten tegen Lodewijk van Male gevochten hadden, vreesden de weerwraak van den graaf.
Brugge werd zoo machtig mogelijk versterkt: alle slag
| |
| |
van wapens en oorlogstuig werden aangekocht; men versterkte de vestingen; men dolf diep en breed de buitengracht, en, om niet onverwachts aangevallen te worden, deed men ringsom stad alles nederwerpen, wat belette vrij en gemakkelijk om-end-om te zien: zóó kapte men tot op gewissen afstand van de stad boomen en bosschen uit.
De kerk van Ste Catherina, dichtebij de stad staande, werd ook geslecht, en verbrand zegt Gilliodts, die uit de handvesten van Brugge het volgende tot bewijs bijbrengt: ‘Item ghecocht bi den her Janne metten Eye XIm tuerven, verbernet als men S. Kattelinen velde...’Ga naar voetnoot(1)
Wat van het afbreken van de kerk voortkwam werd gebezigd in de verscheidene werken, gedaan om de stad te versterken. Daarover lezen we in het werk van den zelfden steller, dat men kocht ‘iiij groote carren [om] teghelen te doen haelne van S. Kathelinen kerke....’; dat er werd ‘gewrocht bi den her Pauwels Heins an den tor te doen brekene van S. Kathelinen kerke met v machen...’; dat ‘zy teghelen breken tsinte Kathelinen kerke ende voerne ter Bouuerie.’Ga naar voetnoot(2)
Er valt dus niet aan te twijfelen: de kerk werd in 1382 veel beschadigd en waarschijnlijk geheel en gansch afgebroken, aangezien de reden om ze te slechten was, dat men niet wilde verrast worden en gemakkelijk de omstreken van de stad wilde zien.
| |
| |
Ongetwijfeld werd de kerk weinigen tijd daarna weder opgericht, want van het jaar 1400 af schenkt men opnieuw regelmatig giften aan kerk en ArmbestuurGa naar voetnoot(1). En nochtans, in de kerkhandvesten noch elders hebben we iets kunnen vinden, waarin er over dit heroprichten sprake is.
Zou er iemand daarover iets kunnen aanwijzen?
('t Vervolgt)
|
-
voetnoot(2)
- Zooals we verder zullen zien, werd de H.-Catharinakerk in 1382 geslecht. - Is 't dus de kerk die in 1270 gebouwd werd welke Gaillard heeft willen beschrijven, of is 't deze, die na 1382 bestaan heeft?
Waarschijnlijk is 't dat de heropgerichte of herstelde kerk na 1382 op dezelfde plekke en volgens de schikking van de eerste gemaakt werd.
-
voetnoot(1)
- Bijna geen stempels zijn er nog aan de oorkonden te vinden. Ze zijn allemaal afgebrokkeld, en slechts eenige kleine stukskens van oude stempels zijn overgebleven.
-
voetnoot(2)
- In 1832 werd door eenen onbekende opneming van de oorkonden gedaan. Hij verdeelde ze in ‘chaerters van de kerk’ en in ‘chaerters van den disch.’
Onder ‘de chaerters van de kerk’ noemt hij er twee voor de XIIIde eeuw; uit de jaren 1274 en 1291. Hij geeft er 15 uit de XIVde eeuw; 41 uit de XVde; 27 uit de XVIde; 14 uit de XVIIde; 3 uit de XVIIIde.
Onder ‘de chaerters van den disch’ telt men er 23 uit de XIVde eeuw; 21 uit de XVde; 14 uit de XVIde: 10 uit de XVIIde; 1 uit de XVIIIde.
-
voetnoot(1)
- Edward De Dene in ‘Myn Testament’ uit het jaar 1561. Bladz. 49 voorzijde.
-
voetnoot(2)
-
Sanderus (Flandria Illustrata, 1732, Bd. 2) zegt over deze kerk: ‘Olim insignem habuit fabricam, sed quae per civiles Belgarum motus dispendium passa est, sensim pia fidelium contributione restauranda.’
De woorden ‘insignem habuit fabricam’ doelen wellicht niet op eenen grooten voorspoed maar enkel op eenen min of meer voldoenden welstand; doch dikwijls misschien moesten de kerkheeren de milddadigheid der parochianen inroepen.
We kunnen immers niet uitdenken wanneer de kerk waarlijk voorspoedig zou kunnen geweest zijn, en 't en zou alleszins nooit langen tijd kunnen geduurd hebben.
Honderd jaar na hare stichting wordt ze vernield.
In 1561 zegt Edward De Dene dat Ste Catharina eene schamelkercke is, die dicwils berooft en geplunderd werd, en waar het al magher is. Hetgeen hij haar in zijn Testament toewenscht, is dat men haar helpe en dhandt toesteke.
Daarna komt de geuzentijd, en nogmaals wordt ze afgebroken.
In 1622 zendt Zijne Hoogweerdigheid Denis Christophori, bisschop van Brugge, aan Paus Urbanus VIII een verslag over zijn bisdom. Over de H.-Catharinakerk staat er: ‘..... Praeter curam est fundatum in ea unum beneficiolum nullius momenti. Canitur in ea dominicis et festivis diebus missa, et in majoribus festivitatibus etiam Vesperae.... Ecclesia est satis exigua nee insignis structurae.... estque illi provisum de ornamentis satis honeste pro qualitate suorum proventuum. Vasa tamen sacra sunt argentea....’. Ziet ‘Analectes pour servir à l'histoire ecclésiastique de Belgique, T. II, bl. 417’. Ook niet daarin, dunkt me, kan men den rijkdom van de kerk zien uitstralen.
In het begin van de XVIIIde eeuw was J.P. Van Male, zoon van Segher, aan 't boekstellen over de geschiedenis van Brugge; op bladz. 66 voorzijde van zijn handstuk (bewaard bij den Heer A. De Wolf te Brugge) handelt hij over de H.-Catharinakerk. Men bemerkt duidelijk dat de kerk toen ook arm was. Van de derde ol de vierde reke af, haalt hij reeds de verzen aan van De Dene: ‘Dese schamelkercke.....’. Daarna eenige woorden over de verhuizing van de kerk naar het bidhuis der wollewevers, en, zegt hij, ‘voor de reste soo en is daervan niets besonders te schrijven dus...’ en hij begint een ander hoofdstuk.
Ten anderen ook Sanderus bekent dat de kerk in zijnen tijd niet rijk was: ‘olim insignem habuit fabricam.... pia fidelium contributione restauranda’.
Na Sanderus' tijd zal 't wel alzoo gebleven zijn, en 't zal misschien niet nutteloos zijn aan te merken dat men nu nog dikwijls hoort zeggen nopens de H.-Magdalenakerk: ‘Parochie deerlijk’.
-
voetnoot(1)
- Er is hier sprake van een herberg, die de dichter bierkercke noemt, waarschijnlijk omdat hij spreekt over eene kerk; maar toch ook misschien omdat dit drankhuis, bij eene kerk staande, onder het getal herbergen telde, die door de Wet van Brugge dichte tegen stad mochten blijven staan.
Vgl. Gilliodts in ‘Inventaire des archives de la ville de Bruges, VI, 466.’ Daar hebben we nieuws over de ‘Buten Drinkers.’ De brouwers van Brugge hadden verscheidene herbergen ringsom de stad geopend, maar er waren vele misbruiken. Den 21sten in Wintermaand 1500 schafte hertog Philips de Schoone al die herbergen af buiten deze, die bij de kerken van Sinte-Kruis, van Coolkerke en van Ste-Catherina stonden. Die herbergen bleven open voor de reizigers en voor het volk van 't geweste.
-
voetnoot(2)
-
Inventaire, III, bladz. 18 en vgg. en bijzonderlijk bladz. 34 en 44.
-
voetnoot(2)
- Ald. III, 44.
Bl. 54 voorzijde, tk 8: ‘Doe ghecocht bi den her Pauwels Heins ende Janne Roegiers iiij groote carren teghelen mede te doen haelne van S. Kathelinen kerke, ende costen metten yserwerke ende datter toe behoort xlvj s. iiij d. gro.’
Bl. 54 keerzijde, tk 6. ‘Doe ghewrocht bi den her Pauwels Heins an den tor te doen brekene van S. Kathelinen kerke met v machen...’
Bl. 58 kz., tk 5: ‘Item, mids dat zy teghelen breken tsinte Katelinen kerke ende voerne ter Bouuerie...’
Bl. 62 kz., tk 1: ‘Van teghelen te doen brekene van S. Katelinen torre...’
Bl. 63 vz., tk 4: ‘Van teghelen te doen screpene tsinte Katelinen kerke...’
-
voetnoot(1)
- In de opneming der oorkonden staan noch voor kerk noch voor Armbestuur giften aangeteekend tusschen de jaren 1373 en 1400. Werden er geene gunsten gedaan (na 1382) omdat de kerk niet meer kon gebruikt worden, of was 't om den slechten tijd, waarin Brugge toen verkeerde, of waarom was het?
|