Biekorf. Jaargang 12

Mingelmaren

Uit een oud kruidboek ofte Hoveniers oeffeninge van de jaren 1600.

DIE hovenieren wil, dient dit wel in acht te nemen, wat tot een goede hof behoort, dat is:

Een goed landt,

een goed verstandt,

een goede hand:

De lucht playsant,

Is dan de boom van goeden aert

De vrucht zal oock zijn prijsens waert.

Alle zaden die men zaeyt moeten van den eersten tot den zesten dagh van de nieuwen maen ghezaeyt zijn te weten in 't eerste quartier, want dat veel kruyt sal dragen als men zaeyt in 't wassen van de maen, maar dat int afnemen van de maen wert gezaeyt dat wast in de wortel gelijck volgt:

[p. 207]

 

Zaeyt gij in 't wassen van de maen,

 

Dat sal meest in het kruydt uytslaen,

 

Maar wat gij in 't afnemen zaeyt

 

De kracht haer in de wortel leyt.

Gelijk alle kruyden niet op een tijdt geplant en gezaeyt werden, alsoo heeft oock elcks zijn tijt om die te plucken en te vergaderen, want:

Als Godt de aerde gebenedijdt,
Kruydt, Bloem, Zaet, Vrucht tot rechter tijdt,
Moet ghij voorsichtigh soeken gaen,
Als 't in haer fleur en krachten staen,
Want anders hebben zij geen kracht,
Noch werck daer voor zij zijn geacht.
Die 't Herbareseeren verstaen,
Sien maent, weeck, dagh ja uuren aen,
Eenigh kruydt is in de Lente goet,
Andere zijn inde May tijdt soet,
Andere tusschen de Vrouwen dagen,
Moet men vergaderen en in dragen.

Jae eenige Curieuse Herbaristen reguleeren haer altijdt in 't plucken en vergaderen van de kruyden nae het schijnsel van de maen als volght:

Neemt oock de maen haer tijdt in acht,
Elck kruydt heeft door de maen zijn kracht,
Want de eerste seven dagen zijn,
Alleenich voor de kinderen kleyn,
De andere seven dagen daer aen,
Gaet de jonghmans en Dochters aen,
't Derde quartier vande maneschijn,
Voor de afgaende Jaeren zijn,
Maer 't laetste deel, my wel verstaet,
Alleen de oude luy aangaet,
Die soo zijn kruydt soeckt en vergaert,
Diens naem is wel een Doctor waert.

Kunst- en letternieuws

HET Leesgezelschap van Hasselt vraagt eene geschiedkundige novelle, waarvan de handeling plaats grijpt binnen het grondgebied der hedendaagsche provinciën Limburg, van het begin der Hervorming tot het begin der Fransche omwenteling (1517-1789), met vaderlandsche en katholieke strekking.

Het bekroonde werk wordt op kosten van het Leesgezelschap uitgegeven en de schrijver ervan ontvangt, buiten den eerepenning, de som van vijftig frank.

[p. 208]

Voorwaarden:

De handschriften moeten, minstens, 50 bladzijden 8^o druks groot zijn en goed leesbaar geschreven.

De schrijver zet op zijn werk eene kenspreuk, welke hij met opgave van naam en woonplaats, in een gesloten briefzakje, dat dezelfde spreuk tot opschrift heeft, herhaalt.

De mededingende stukken moeten vrachtvrij ten huize van den schrijver (de heer Eug. Leën, Nieuwstraat, Hasselt), ingezonden zijn vóór 1ⁿ Juli 1902.

Niet bekroonde werken worden, op aanvraag, teruggezonden.

Ingezonden.

Dertig geestelijle liederen van Guido Gezelle (wederom door hem nagezien en verbeterd), op oude en nieuwe zangwijzen geschikt en met orgelspel versierd, door Remi Ghesquiere, eerste prijs van orgel in de Gentsche muziekschole, gewezen muziekleeraar ter Normaalschole van Thourout, thans orgelist en bestierder der muziekschole te Gheluwe. - Afdruk met orgelspel, prijs 1 fr. 25.

Heer Remi Ghesquiere, hoe jong ook, staat alreeds bekend als taaie werkende kristen vlaming, als deurslegen kunstenaar, en bewonderaar van Vlaanderens roem en volkswezen. Hij schenkt ons op heden 30 geestelijke liederen, die in alle Mariagilden, dienden gezongen en herzongen, liederen die zelfs in den vlaamschen huiskring en bij 't onderwijs kunnen benuttigd worden.

De zangwijze is gemakkelijk en aangenaam, 't meêspel is keurig en krachtig, de woorden van onzen zoetgevooisden vinder Guido Gezelle zijn edel van gedacht, en vloeien lijk 't heldere waterleiken, dat:

vluchtig vlietend onder 't gers
nooit van loopen is te wers.

We wenschen heer en vriend Remi Ghesquiere van herten geluk met zijn uitgave; die 30 liederen zullen benevens deze van Tinel, Busschaert, Van Duyse, vader Didacus, en andere, onzen vlaamschen liederschat vermeerderen; ze wierden gemaakt God en zijn Heiligen ter eere, en zullen strekken tot nut endé genoegen van den volke.

A. Mervillie.

Uit Aertrycke, 10-7-1901.

OMTRENT in 't midden van bladz. 174 hierboven, moet de zinsnede: ‘De Dageraad is een tot hiertoe onuitgegeven gedicht’ volledigd worden met de woorden: ‘van Guido Gezelle’.