't Halewijnslied in West-Vlaanderen
TEGENWOORDIG is een werk aan 't verschijnen van F. Van Duyse: ‘Het oude Nederlandsche Lied’. Daarin staan verzameld ‘wereldlijke en geestelijke liederen uit vroegeren tijd’; daarin ook wordt elk van die liederen besproken naar elk zijne lezinge en zangwijze. Hoezeer echter dit werk wetenschappelijk en verstandig opgesteld is, toch zal wel lange nog hier end daar entwat gevonden worden, eene kleenigheid, die het kan vollediger maken. Alzoo gaf reeds Hgl. L. Scharpé in Dietsche War. en Belf., 1901, 97-99, een ongekende bewerkinge van ‘den hertog van Brunswick’ op. Alzoo ook hebbe ik hier iets ter hand dat mogelijk kan baten om de geschiedenisse van een ander lied aan te vullen of te staven.
't Is van 't Halewijnslied. Dit lied zegt F. Van Duyse (op bl. 12) behoort tot onze oudste. 't Dagteekent wel uit de XIVe eeuwe en misschien nog van vroeger. Alom is 't gegeerd geweest. 't Bestond uit tweereekte schokskens; de tweede rijmreke uit elken schok wierd herhaald onder 't zingen, zoodat ook al soms met tijd van jaren een derde reke instee van de herhaalde tweede insloop. 't Lied zelve gerocht verminkt, en ja vermengeld met andere bewoordingen en lezingen.
Heer F. Van Duyse geeft vier wisselgedaanten, ten minste voor de woorden: (A) ééne opgenomen in Brabant door Willems, (B) een andere gedrukt te Gent bij Van Paemel, (C) een derde opgeteekend uit West-Vlaanderen, door Lootens en Feys, en (D) een vierde, bewrocht door zaliger Prudens van Duyse. Dr M. Sabbe gaf sedertdien, in Volksk. xiii (1901) 186-188, nog eene wisselgedaante van C, laat ons daartegen zeggen E.
De volgende wisselgedaante (F) komt uit den mond van menschen van Moorslede; ze wierd voorgezongen eerst door een ouden werkman, en wat nadien door een vrouwe die er vijf zes dingen bijvoegde. Er is eenig verschil tusschen deze gedaante en de bovenvermelde. Wat hoofd-