armoede zijn, maar wij hebben gewrocht, ja dag en nacht gewrocht. Zoo, gaat nu, en past op dat gij hier nog komt grijnzen en klagen’.
Als zij buiten kwam, was zij meer dood als levend, de schamele vrouwe. Wat en hadde zij daar al niet moeten hooren om dien enkelen frank! Zij nochtans, die mocht aanzien worden als 't voorbeeld der christene huismoeders, - werken en sparen, zij en wiste van niet anders; dat zij godvruchtig was, en als 't zijn kon zonder eene van hare plichten te verzuimen, naar de kerke ging, ja, dat was waar; maar 't en was al daar niet dat de armoede in huis gekomen was, - bij lange niet. Integendeel, 't was daar dat zij sterkte en kracht hadde gevonden om de kruisen die op hare schouders woegen met heldenmoed te dragen.
Zij kwam naar huis gesukkeld, bleek gelijk de dood en als zij binnen kwam, wierp zij haar op eenen stoel en begon overluid te weenen en te snikken. 't Leed eenigen tijd eer zij kon spreken, en dan vertelde zij alles aan haren zieken man die in zijn bedde lag.
Als zij gedaan hadde, kreeg zij eene nieuwe vlage, en 't was wederom weenen en snikken, terwijl uit het ziekenbedde pijnelijke zuchten kwamen.
‘Kom, kom, vrouwe, troost u’ zei de zieke eindelijk, ‘laat ons die vernedering verdragen om Gods wille en onze hope stellen op Hem die alles bestiert in zijn onvatbare Voorzienigheid. Zeggen wij gelijk Job: Hij heeft ons alles gegeven, Hij heeft ons alles ontnomen, dat zijne Name gebenedijd zij; misschien gelijk Job krijgen wij nog eens onze fortuin weder. Ik gevoel mij vandage veel beter en de doctor die gekomen is terwijl, gij weg waart, heeft gezeid dat ik binnen eenige dagen bekwaam zal zijn om mijn werk te hernemen.’
Zoo, daar gingen twee weken voorbij; de zieke beterde voort, hij had zijn bedde verlaten en begon kleene wandelingen te doen in de opene lucht, als 't schoone zonneschijn was. Gebuurs en andere goede zielen hadden een