Biekorf. Jaargang 12(1901)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Nog vlaamsche woorden en spreuken Ge zijt gij nog ne snellaart = ge zijt gij nog ne snellen, ne schoonen, ne geheelen. Ei moeten leggen bij iemand = aan iemands kunst niet kunnen. 't En deugt niet als de katte in 't kegelspel is. Als de jongens van huis voortgaan al eten: ‘Ge eet uwen weg op! al waar ga je naar huis weêrekeeren?’ [pagina 79] [p. 79] 't En is lijk altijd maar om een koolke vier dat gij komt (voor ne korten tijd). Kouternoten = eerappels met de pele. Bij Debo: Aardappels die kleen zijn lijk okkernoten. Iedere veugele zingt lijk dat hij gebekt is. Tegen dat het in hunne handen komt, het vet is er al af. (In den handel, als men uit der eerste hand niet en kan koopen, 't en is geen winste meer aan.) Met de kleene winste verkoopen, is goed, maar toch niet vet. Nen ezele, ne kwezele, ne noteboom, die moeten geslagen worden. Heer boven knecht, Berg boven dal, God boven al! De kleeren en maken den man niet, of: het uitwendige en zegt niet den dag van vandage. 't Waait er rond = 't is eene dommigheid. Elk trekt naar zijn capelleken = elk staat voor zijn profijt. Die hem niet en kan helpen in de armoê, en is niet weerd dat hij ze heeft. 't Is nen duivel in menschevel, ne Jesus-dief. 't Katje en mag geen melk, zeggen ze, als zij het geerne zelve zouden hebben. Van e streusch vrouwmensch: ‘'t Is een' geheele scheurdeure.’ Jan heeft gezelschap (luizen of vlooien). Met zijn handen wegsmijten, wat men met zijn voeten niet meer en kan krijgen = vele verkwisten. G.V.d.P. Vorige Volgende