Biekorf. Jaargang 11
(1900)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEenige Diensten, die door onze Zendelingen aan Wetenschap, Handel en Nijverheid bewezen wierdenGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 313]
| |
immers de leden ervan, die jaarlijks de tijdberekening moesten opmaken. Daartoe was grondige kennis vereischt in de Natuur-, Sterre- en Wiskunde. Door de dood van Adam Schall, verdween uit den Hoogen Raad de eenigste Europeaan, die daar zetelde; 't was dus uitsluitend aan de Sineesche geleerden, dat de belangrijke taak toekwam den jaarlijkschen dagwijzer op te maken. Ze vielen aan 't werk. Maar Kang-hi had weinig vertrouwen in de nauwkeurigheid hunner opmerkingen en berekeningen. Dat wantrouwen zette hem aan om Vader Verbiest, dien hij als een ervaren en bekwaam man hoogachtte, de tijdrekening voor 't volgende jaar te laten onderzoeken. Uit het onderzoek bleek dat de achterdocht des keizers nopens de onervarenheid der Sineesche geleerden ten volle gegrond was: voor Verbiest en was het immers niet moeilijk verscheidene onnauwkeurigheden en misslagen in hun werk te vinden en vast te stellen. Hierdoor groeide de invloed van Verbiest bij het Hof nog meer aan, en tot belooning benoemde de keizer hem tot voorzitter van den ‘Wiskundigen Tribunaal’. Nog hooger moest onze Zendeling in achting klimmen bij den keizer. De gelegenheid daartoe bleef niet lang uit. Een beroemde Sineesche veldheer had opstand gemaakt tegen den keizer. Hij beheerde de westelijke gouwen en had in 't gebergte eene vaste standplaatse in genomen, vanwaar hij de keizerlijke legers het hoofd bood. Kang-hi gaf aan Verbiest bevel om nieuwe kanonnen te gieten. Eerstwaarts toonde de Vader hem weinig bereid om 't verzoek des keizers in te willigen; maar toen hij bemerkte dat zijne weigering de verdrukking der Christenen tot gevolg zou hebben, stemde hij er in toe. Hij richtte dus eene kanongieterij op en het lukte hem driehonderd schoone vuurmonden te verveerdigen. De waarnemingen, die met het nieuw geschot gedaan wierden, vielen zoo gunstig uit, dat de keizer, gansch verrukt, zijn eigen kleed aflei om daarmede Vader Verbiest op te | |
[pagina 314]
| |
tooien. Eenige maanden later vereerde hij hem nog met eenen nieuwen titel. In 1683, vijf jaar vóór zijne dood, gaf Verbiest aan den keizer de Berekening der zon- en manezwijmten over twee duizend jaar. Zijn werk besloeg 32 boekdeelen, met kaarten en allerhande uitleggingen opgeluisterdGa naar voetnoot(1). Te lang ware het om al de Vlaamsche Zendelingen op te noemen die tot de uitbreiding en den vooruitgang der natuurlijke wetenschappen het hunne bijgebracht hebben. Alleenlijk zullen we, ter loops, nog eenige der voornaamste vermelden. De beruchte Vader Van Ruysbroeck was het, die de geneeskunde van Europa met de rabarber verrijkte. De Sineesche priesters, zoo verhaalt hij in zijne reize, deden rabarber in water en gaven dit mengsel aan de zieken te drinken. 't En kon niet anders of men moest door dien bitteren drank erg ontsteld worden. Ook werd de verandering, die Van Ruysbroeck daarin teweegbracht, als eene wonderdaad aanzienGa naar voetnoot(2). Eertijds wierd de Quinina, ‘Jesuitenpoeder’ genoemd, omdat het Zendelingen waren van het Gezelschap Jesu, die ze naar Europa overbrachten en hare koortsverdrijvende kracht deden kennenGa naar voetnoot(3). Aan den Eerw. Vader Niklaas Trigault, nog eenen Vlaming, zijn wij de eerste beschrijving verschuldigd van de landbewatering, van de visch- en zijdewormteelt in 't Hemelsch keizerrijk, gelijk wij hem ook de eerste gegevens te danken hebben over de zijde- en porseleinbewerking bij de SineezenGa naar voetnoot(4). Verder waren het ook Vlaamsche Zendelingen, die de Europeesche tarwe in Peruland overbrachten en kweeken lieten. Die weldaad werd door de Peruanen algemeen | |
[pagina 315]
| |
hooggeschat. Tot heden toe bewaart men in dat land eenige korrels van dat kostelijk zaad in een aarden vat, met het volgende Dietsch opschrift: Dat deze die mij ijdele, den Heere niet vergeteGa naar voetnoot(1). *** Op taalgebied bleven onze ijverige en vroede Zendelingen ook niet ten achteren. In 1625 ontdekten de Zendelingen, dank zij hunne herhaalde opzoekingen, het vermaard opschrift der stad Si-ngna-fou. Door hunne uitgebreide taalkennis is men tevens er in gelukt, den zin ervan te vatten. Reeds in de XIIIde eeuw, had Van Ruysbroeck, op zijne reize dóór Azia, sommige sporen ervan ontdekt. Ervaren mannen in 't vak hebben hen op de studie van dat gedenkteeken toegelegd; geleerde vergaderingen hebben hen met die zaak beziggehouden en ze besproken, en tot groot leedwezen van zekere ongeloovige wijsneuzen, hebben zij zijne echtheid erkendGa naar voetnoot(2). Onder veel andere werken, gaf de Eerw. Vader Trigault in 1626 een boek in 't licht, dat heet: ‘Si jou eul mou tseu’ of Woordenboek, toonswijze geschikt volgens de orde der Europeensche Woorden. Indien wij Sommervogel mogen gelooven, is het boek een buitengewoon merkweerdig werk, ‘zoowel wat de eigenaardigheid der drukwijze aangaat, als wat de dikwijls schrandere manier betreft, waarop de Sineesche boekteekens tot onze schrijfwijze overgebracht zijn; daarbij is het eerder een lettergreepals een woordenboek’Ga naar voetnoot(3). Een stam- en tijdgenoot van Vader Trigault, de Eerw. V. Couplet, bracht bij zijne wederkomst uit Sina eene Sineesche spraakleer mede die hij aan Mijnheer Picquet, lid der taalvroedschap, overliet. Beyer maakte er gebruik | |
[pagina 316]
| |
van om de zijne op te stellenGa naar voetnoot(1). In diezelfde stad liet Couplet een Sineesch woordenboek, dat klaar en duidelijk geschreven isGa naar voetnoot(2). ('t vervolgt). |
|