Mingelmaren
IN de laatste afzending, 1899 tk XXII, van het Latijnsch tijdblad Vox Urbis, vraagt een lezer welke uitspraak, voor het Latijn, bij de verschillende volkeren als algemeen aanveerde uitspraak zou kunnen gelden.
Door de berekkers van het Roomsche tijdblad wordt geantwoord, dat het oplossen van gemelde vraagstuk vrij moeilijk is en dat ze hun lezers uitnoodigen om in Vox Urbis de zaak breedvoerig te bespreken.
Vrij moeilijk, inderdaad. Nu spreekt ieder volk daaromtrent het Latijn uit met de klanken van zijn eigen moedertaal. Zou Frankrijk de Duitsche, of Duitschland de Fransche uitspraak willen aannemen? Bij lange niet. Zouden alle volkeren het Latijn op zijn Italiaansch gaan uitspreken? Heel waarschijnlijk neen.
Aangezien in alle landen het Latijn, dat bij het oudtalig middelbaar onderwijs geleeraard wordt, hoofdzakelijk het Latijn is uit Cicero's tijd, zoo ware 't ook redelijk, overal de uitspraak aan te nemen van dien tijd. Dat ware misschien het doelmatigste.
Die uitspraak is gekend.
J.C.
IN de voorrede van Verouderde woorden bij Kiliaan, door Jozef Jacobs, Gent, A. Siffer, 1899, is er sprake van De Bo 's en Schuermans' Idiotica.
Van Dale 's Groot woordenboek der Nederlandsche taal, opnieuw overzien en uitgegeven in 1898, kent maar één meervoud: Idioticons.
Wat is nu eigentlijk het meervoud van Idioticon? En moet ik zetten Idioticon, in 't enkelvoud, ofwel Idiotikon? Dat zou ik geerne weten.
Antwoord. Het meervoud van Idioticon is eigentlijk streekwoordenboeken.
Zet in 't enkelvoud streekwoordenboek. Dan is 't wel voor iedereen.
J.C.