Biekorf. Jaargang 9
(1898)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Nummer 1] | |
Jan Brito van Brugge en het uitvinden van het boekdrukkenGa naar voetnoot(1)EEN door en door geleerd schrijver, en tevens ook de onvermoeibaarste der werkers, is ongetwijfeld de Heer L. Gilliodts-van Severen. Weinige of misschien geene belgische schrijvers mogen roemen, gelijk hij, op zoo veel belangrijke ontdekkingen in al wat de Brugsche geschiedenis en oudheidkunde aangaat. Biekorf heeft daar reeds bewijzen van gegeven, en houdt er aan, zonder uitstel zijne lezers bekend te maken met eene nieuwe studie, die wij aan de opzoekingen en het vernuft van den alom gekenden Archivaris der stad Brugge te danken hebben: wij bedoelen zijnen laatsten boek, over Jan Brito, die te Brugge de boekdrukkunst reeds oefende vóór het jaar 1450, en bij gevolg verschillige jaren vóór het verschijnen van den oudsten boek dien Gutenberg te Mainz uitgaf in 1457. | |
[pagina 2]
| |
Reeds op het einde der verledene eeuw wierd er onder de geleerden veel over Jan Brito gesproken en geschreven; maar sedert dien, buiten eenige liefhebbers van boekenkunde, en heeft niemand de titels onderzocht die men kan doen gelden, om aan onzen Bruggeling, de eere toe te kennen van het eerste boekwerk uitgegeven te hebben bij middel van gegotene letters, die ieder op zijn eigen bestaande, door letterzetters vergaderd worden om er een loopenden text mede te drukken. De Heer Gilliodts-van Severen, die, in alles wat de oude drukwerken betreft, wonderwel meester is, heeft geheel deze zaak op nieuw onderzocht, en hij is tot het besluit gekomen dat de brugsche Jan Brito, als de ware uitvinder der drukkunst mag en moet aanzien worden. Het boekdeel waarin de Archivaris der stad Brugge zijne gedachten weet goed te maken, bestaat uit drie deelen of hoofdstukken, mitsgaders eenen aanhang of bijvoeg. In het eerste hoofdstuk vindt men de zienswijze der bijzonderste schrijvers over dit onderwerp. Het tweede hoofdstuk bevat de namen der drukwerken van Brito, alsook eenige uitbreiding over de stof die erin behandeld wordt. Eindelijk, in het derde hoofdstuk komt niet alleen de beoordeeling over het gedacht der tegenstrevers van Brito, maar ook de persoonlijke meening van den heer Gilliodts, die zijne redenering zoodanig weet te staven dat het moeilijk of beter onmogelijk schijnt deze omver te werpen. | |
I.De Académie impériale et royale des sciences et belles lettres, wierd te Brussel door Maria-Theresia in het jaar 1772 opgericht. In de zitting van 8sten Nieuwjaarmaand 1777 las M. des Roches een opstel daarin hij beweerde dat de boekdrukkunst in Brabant was uitgevonden geweest. De heer des Roches wierd in de Academie zelve tegensproken; doch het is bijzonderlijk een jaar later dat de gewezen Bollandist, Eerw Heer J. Ghesquière, in eenen brief dien hij naar den voorzitter der Academie zond, het gedacht van des Roches tegensprak en hem bewees dat er, te Brugge, waarschijnlijk reeds in 1445, | |
[pagina 3]
| |
boekwerken gedrukt wierden, of dat men er alleszins in die stad te koope bood. De brief van E.H. Ghesquière was in den Esprit des journaux (Junij 1779) overgenomen geworden; maar in November van het zelfste jaar verscheen daar ook eene antwoord met tegenspraak van E.H. Mercier, abt van Saint-Léger, te Parijs. Den 1sten December 1779 vond men in den Esprit des journaux eene mededeeling van den Baron de Crassier, eenen Luikenaar, wiens verhandeling door M. Gilliodts letterlijk wordt overgedrukt (blz. 22-24). Maar de geleerde Bollandist Ghesquière en liet zijne tegenstrevers het laatste woord niet, en zijne meesterlijke antwoorden (Esprit des journaux November 1779 en Januarij 1780) verzekerden hem ongetwijfeld de bovenhand (Gilliodts bl. 25-46). Men moest eruit besluiten dat Jan Brito een ware drukker was, in den huidigen zin van het woord, en dat hij te Brugge zijne kunst reeds omtrent 1450 uitoefende. Doch, hetgene wonderlijk voorkomt, 't is dat de latere schrijvers, tot heden toe, het gedacht van Pater Ghesquière geenszins bij en traden, daar zij nochtans niet één stellig bewijs tegen zijne redeneering wisten aan te halen! De bijzonderste boekenkenners die hen met die zake bezig hielden waren: eerst M. Daunou, die den 2den Floréal van het jaar X, in het Institut de France, een werk las met de volgende hoofdinge: Analyse des opinions diverses sur l'origine de l'imprimerie; daarna M. de la Serna Santander, in zijn Dictionnaire bibliographique choisi du quinzième siècle (Bruxelles, 1805); verder een Bruggeling, M. Van Praet, in zijne Notice sur Colard Mansion, (Paris 1829); eindelijk M. Aug. Bernard, in het werk De l'origine et des débuts de l'imprimerie en Europe, Paris 1853, 2e partie, pp. 396-400. Die vier schrijvers bestreden eenpaariglijk het gedacht van Pater Ghesquière. 't En is maar in 1861 dat een Engelsche geleerde deze zaak geheel anders begon uit te leggen, in The life and typography of William Caxton, England's first printer etc. compiled from original sources by William Blades. London, 1861. 2 vol. in 4o T. I, p. 281. De laatst gekomene en een der bekwaamste, M. Holtrop, in zijne Monuments typographiques du XVe siècle, wederlegt | |
[pagina 4]
| |
in verschillige punten de beweringen van de eerst gemelde schrijvers; hij bewijst dat zij meermalen malkaar niet en verstaan! Ongelukkiglijk, valt hij in tegenstrijdigheden met zijn eigen zelven! Ten hoogsten aanveerdt hij dat de Doctrinal van Jan Brito te Brugge gedrukt wierd rond het jaar 1480. Deze toegeving is te danken aan de ontdekking van eenige gedrukte bladen door M. Pieter Bossaert, archivaris der stad Brugge, rond het jaar 1859. Wij komen daarop later terug. | |
II.1. In zijn tweede hoofdstuk (bl. 65-160) geeft M. Gilliodts de lijst en grootendeels den text der vier overblijvende drukwerken van Brito; het bijzonderste is gekend onder den fransch-latijnschen naam van Doctrinal. De opsteller ervan is de beroemde Joannes Gerson (1363-1429), canselier der hoogeschool van Parijs, die eenigen tijd te Brugge woonde (1395-1398) als deken der collegiale kerke van Sint-Donaas. De eerste uitgave van den Doctrinal draagt eigentlijk geenen titel; maar een volgende druk, uitgegeven in 1480 door Colard Mansion, vermoedelijk een leerling van Brito, draagt voor opschrift La Doctrine de bien vivre en ce monde, en behelst den uitleg der tien geboden Gods. Luidens het eerste blad, weten wij dat dit beknopt onderricht over de christelijke leering op twee tafels te lezen stond op den zuidgevel der hoofdkerk van Terenburg of Terouanne, eene stad der omstreken van Sint-Omaars, die door keizer Karel V verdelgd wierd. Ten tijde dat de boeken met de hand geschreven en om die reden zeer zelden waren, gebruikte Bisschop Mattheus Regnault dien eenvoudigen maar zoo gepasten middel om zijne onderdanen over hunne bijzonderste plichten te onderwijzen. Men kent heden ten dage maar een enkel afdruksel meer van dit boeksken van Brito. Het is berustende in de Bibliothèque nationale van Parijs. Het wierd gekocht door onzen stadsgenoot M. Van Praat, in de boekenveilinge van Meerman te Utrecht, ten jare 1824, voor de somme van 510 guldens. Voortijds, in de verkooping der bibliotheke van Major, en had het maar 8 guldens gekost! Het is een klein in-4o, en het behelst 32 bladzijden, in gothische letters. Wij geven den fac-simile van het eerste blad, alsook, daaronder, het | |
[pagina t.o. 4]
| |
[pagina 5]
| |
einde van het boeksken, bestaande uit zes latijnsche verzen der XIVde eeuw, die wij verder zullen bespreken. In de bewaarplaats der stedelijke oorkonden van Brugge, bezitten wij drie gedeeltelijke overblijfsels van den Doctrinal: het zijn eene soort van drukkladden die de archivaris P. Bossaert, de wakkere voorzaat van den heer Gilliodtsvan Severen, in het jaar 1859 ontdekte, in den omslag van oude Registers der Brugsche Archiven. De inhoud dezer drie afzonderlijke stukken staat overgedrukt (bl. 68-72) in den boek dien wij ontleden, en zijn daar ook met een fac-simile vergezeld. ('t Vervolgt) H. Rommel |
|