Biekorf. Jaargang 7
(1896)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNog iets over AelbekeIN Biekorf (II, 184) was er sprake van een ‘ouden aaldijk’: ‘De eene lampernisse lag nabij de dorpplaats te Dadizeele, langs de Meenenstraat, tusschen twee stukken land “de Zonnebergen”. Van de Meenenstraat naar den Zonneberg van Noorden, - waar thans de gaaisperre op staat, liep er eertijds een “oude aaldijk”. Vele ouderlingen meenen, dat aaldijk hier beteekent vuilnis-gracht; maar wijlen de toeziener der goederen van den Prins de Montmorency heeft meermaals in onze tegenwoordigheid gezeid en beweerd, dat een aaldijk - zooals de vermelde - een gracht was, dienend tot scheiding tusschen eenen adel-grond en eene andere erve; eene eigenaardigheid van zulken gracht was, dat hij geheel en gansch gedolven was op den adel of aalgrond: de scheidingslijn viel dus op den rand van den gracht, en niet op half-dijk, zooals het sedert de fransche omwenteling geschiedt. Is het gezegde waar - maar wij en hebben dit niet onderzocht - dan zou eene aalbeke wel kunnen voortijds eene scheiding geweest zijn tusschen eenen aalgrond en eene vrijerve, of, mogelijk ook, tusschen twee aalgronden. 't En ware voorzeker niet zonder belang, indien zulks te Aelbeke onderzocht wierde.
***
Hier volgt nu eene aanhaling uit eene oorkonde van 1480, die het bovengemelde schijnt te bevestigen. | |
[pagina 175]
| |
De palen der heerlijkheid van Dadizeele worden volgender wijze beschreven: “Beghinnende denselven bodem, den noortwesthoec in den middel vander HueleGa naar voetnoot(1) oost van Willems Corte hiltgheweere (= sluis met hil, dit is eene klep of valdeur), palende de westsyde jeghen Willems voorseid leen ghenaemt Ter Beke; ende de noortsyde jeghen Yperambocht lancx de middewaert vander Huele, treckende oostwaert toten stocke (= brugge uit boomstammen bestaande) ende vandaer metter geheelre Huele”..... Streckende westwaerts tot inde Wervicstrate, noortoost van sheeren hofstede ende van daer dweers der Ypperstrate in den dyc die loopt latex der oostsyde van Willems Corte leen voorseid, ende lancx den dycke noortwaert commende in de Huele oost vanden hiltgheweere daert begonste’. Hier lag de scheiding langs de oostsyde van Willem Corte'ns grond en heltgeweere; de dyk behoorde aan de heerlijkheid van Dadizeele: het was dus een aaldyk, volgens de hooger gegevene zinbepalinge. Van dit hiltgeweere tot ‘den stocke’, lag de scheidingslijn te midden der Heule, terwijl, oost van deze brugge, de geheele breedte der beek aan de heerlijkheid van Dadizeele behoorde. Hoe dit uitgeleid? Als twee aalgronden aan malkander paalden, dan was de scheiding niet anders mogelijk dan op half-dijk of halver-beke. Welnu, hier was het zoo, want west van ‘den stocke’ behoorden de goederen over de Heule gelegen, aan ridder Jan van Dadizeele; oost van de zelfde brugge, mieken zij deel van ‘Scelpins-hofstede’; deze laatste was eene vrijerve, - geen aalgrond: ook viel hier de scheiding op den noorderrand der Heule. Wij zouden wenschen, dat de gegevene inlichtingen tot belangrijke opzoekingen mochten leiden.
2/6/’96. Dr Jul. Blancke |
|