leerden en van bevoegde kenners der germaansche oudheid, zoo als Mullenhof bij voorbeeld.
Vooreerst de woonplaatse der Kimbers schijnt ons een duidelijk bewijs dat wij hier met echte Germanen te doen hebben.
Hoe zouden er Kelten of Gallen in 't herte der germaansche volksstammen gewoond hebben, in 't Noorden van Denemarken, hooger op als de Friesen, de Angelen, de Chauken en de Sassen?
Dat de geschiedenis van Kimbers en Teutonen spreekt, en baart geene de minste moeilijkheid.
't Is alsof men van twee andere stammen zou gewagen, zoo genomen van Tencters en Usipeten.
Wat meer is, sommige geleerden houden den stam der Teutonen voor Kelten, hetgeen wellicht menigeen onzer lezers zal verwonderen.
De naam van de Kimbers is Germaansch: hoe anders zou Caesar, BG. I, 37, van twee hoofdmannen spreken van de Sueven, Nasua en Cimberius?
De Kimbers en hebben ook geen uitstand met de Kymris.
Men weet geheel wel de Kimbers en de Kymris thuis te wijzen, namelijk de Kimbers in Jutland, zoo als wij gezien hebben, en de Kymris, na hunne invallen, in de streke daar het Kijmrisch of Welsch nu nog gesproken wordt.
***
Wat beteekent de naam van de Kimbers!
Festus zegt: Cimbri lingua gallica latrones dicuntur.
Plutarchus schrijft: Kimbrous eponomazousi Germanoi tous lêstas: de Germanen noemen de Kimbers roovers.
Zoodat de Kimbers, onder de Gallen en de Germanen, onder den name van roovers bekend stonden.
Ze hadden wellicht dien name door hunne rooverstochten verdiend: maar mogen wij daaruit besluiten dat Kimber roover beteekent?
Heel waarschijnlijk willen de geschiedschrijvers alleenlijk daarmede bedieden dat de Gallen en de Germanen, de Kimbers roovers noemden.