Biekorf. Jaargang 7
(1896)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMeunikenreedeII.WAAR lag Meunikenreede? Dewijl er heden geen steen boven den grond meer te vinden en is van dit oud vlaamsch steedtje, en de opgravingen aldaar zoo zeldzaam en zoo ondoelmatiglijk geschieden, zoude de antwoorde op die vrage nog al moeilijk zijn, en vonden wij niet eenige inlichtingen in de oude oorkondschap van onze handvestenkamers. Alzoo onder Tk 15,752 wordt te Brugge, onder andere, het ‘Paelbouck Moninkrede bewaard.’
Dit naervolghende is de mate en de nieuwe belegerthede van alle de landen ghelegen binnen de paelen ende schependomme van Moninckenreede, gemeten en belegert bij Charles Lootens fs Jan, in de maent van October ten jaere 1678, ten versoucke van dheere burghemeesters en schepenen der steden van Damme, Houcke ende Meuninckenreede, met verclaerse van de proprietarissen van elcke partye in 't besonder ende de ontbloders van dien in margina gestelt en dit ommeloopende wijs, soo hier na volcht:’ | |
[pagina 74]
| |
In de jaren 1600 was Meunikenreede reeds in eenen geheel deerliken staat, zoo als het Guiciardinus getuigt: ‘Munckerede light min dan eene mijl van Damme ter Sluys waerts, een oude vlecke, ende was eertijds een fraeye stadt: maer dickwils door oorlogen verwoest en bedorven: soo datse op den dagh van heden qualijk in staet kon blijven: niet te min behoudt noch hare privilegien ende vryheden, als ofse gantsch ende heel wareGa naar voetnoot(1).’ De schaduwe en was het maar meer van hetgeen het vroeger geweest hadde, maar toch nog genoeg om het in den ommelooper van 1678 geheel en gansch weder te vinden, zoowel de eigenlijke stad als de gronden waarover het schependom macht voerde.
Geheel de paelboek is verdeeld in zeven beginnen of oorden, waarvan het eerste in het oude ‘Zwyn’ lag en op heden geheel en al over de Damsche vaart zoude zijn. Volgens ons handschrift en is dat deel van Meunikenreede's schependom niets anders als schorren, dijken, polders en water; het begint aan de palen van Houcke, tegen eeneGa naar voetnoot(2) risdam, en is eene lange striepe tusschen de nieuwe vaart aan de Noortzijde en het verloren rek aan de Zuidoostzijde, die gaat tot aan den watergang liggende bij het Damsche Bekaf. De Nieuwe vaart was die van Maarten Lem begonnen in 1551 en voltrokken in 1569, en liep met eene wijde bochte aanzijds Damme, om de veldoversten te vermijden die in die laatste stad den brugschen handel te lastig waren. ‘Dit nieuwe kanaal, zegt Roos in zijn geschied-en aardrijkskundig woordenboek, ‘noemde Bek af, als of men spottende zei, je mond voorbij.’ Eene hofstede, eertijds herberg, nu ook genoemd Bekaf, staat nog op onze hedendaagsche kaarten en zal dus die plaats gemakkelijk doen wedervinden. In die nieuwe vaart wierd er eenigen grond van Meunikenreede's schependom afgedolven. Er staat aangeteekend in de rekening van 1551, dat ‘Gillis Verdonck, Caessier van Beveren, | |
[pagina 75]
| |
Jacob Briels in de maand December te Brugge gheweest te camere, omme andwoorde thebbene van omtrent een honderd ghemete landts van Munickereede of ghedolven te hebben int hoorboor van huerlieder nieuwe ghedelve, daer of dese steede ten andere tyde zeekere requeste ten camere van Brugghe overgheven heeft.’ En in 1554? ‘betaelt Antheunis Scoonmaker landmeter 'slands van den Vryen, van ghelevert thebbene zeker nommer van iiij linen, lxxxviii r. landts, by die van Brugghe ghedaen of delven int orboren van haerlieder varsche vaert, daer of dat dese stede noch geen recompensie gehad heeft....’ De polder die hier lag was 's Heer Pieter Booms polder, en ging tot aan de Prinse Polder. De ommelooper der parochie Oostkerke in 't 70e beloop verklaart dat deel van Meunikenrede's schependom nog veel beter. Alzoo aldaar, 1ste Begin. Paele Meuninkenreede. ‘Beginnende Noort-Oost by de stadt Damme, aan het hoorenwerckGa naar voetnoot(1) bij daer wilent het gerechte stond, zynde een zeer lange smalle streke landts, ende waren wilent meest al dycken, vaerden, schorren, polders, en de elft van het verloren rek tusschen den galgebilck alias carbasade polder, Prince polder, 's Heer Pieter Booms polder, en de Onse Lieve Vrauwe polder, alle in de parochie van Sinte Catherine buyten Damme aan de zuytzyde het verloren rek ten alven hier mede gemeten; en de Sluischen vaerd aen de noordzyde strekende alzoo Oostwaert voorby Bek af, tot in 't geselleed van de pale van Houcke van Westen in.’ Eene tweede striepe land of ‘Begin’ onder het schependom van Meunikenrede en liggende nevens de eerste, begon aan de Noordzijde van den Nieuwen Vaart en het Verloren Rek, die in het eerste van Zuidoosten lag. Aan de Zuidoostzijde hebben wij 't gescheed ‘van de paele jegens 't Land ende Jurisdictie van den Vrijen, ende jegens 't landt dat geene wateringe geldt, jegens Coopman polder, ende 't landt dat geldt in de kerkwateringe ende 's Heer Baselishouck, van de paele van Damme noort oost over de Nieuwe Vaert tot aan de paele van de stede van Houcke.’ Nu zijn wij over de hedendaagsche Damsche vaart, daar waar de vaarten van Schipdonck en Zelzaate de eerste kruisen. Coopmans polder is een der oudste bedijkingen van het ‘Zwin,’ immers van in 1492. Tusschen Coopmans polder en den dijk, voorbij Damme oostwaart tot Bek af, waren er verscheidene stukken land genaamd Coppelaers polder. Die Coppelaers moeten van over oude tijden die streke bewoond hebben. In de stadsrekeninge van Brugge, van in 1330 staan zij geboekt: | |
[pagina 76]
| |
‘Doe was ghedaen werken Janne Poelaert, tusschen Damme ende der Sluus, aan de zuidzide van der vaerd tusschen Coppelaers en Munickereede.’ Honderd jaar daarna komen zij nog te voorschijn in de rekeningen van Meunickenreede: 1423-24. ‘Upt xxvii dach van der maend houst 50 waren te Brucghe in de camere Blasius Lamsterchts ende Jan f8 Huuche, omme te kennen te ghevene van dat de Coppelaers vervrochten de olye meulne die bind cuere vand' Monckerede staet ende hebben van vrijen gifte ofghegheven omme raed van den exuwe.’ Daar ligt nog, een ander polderke met name Beernaertspolderke, en ook den Lembeekschen weg, die loopt tot aan den ‘Bloepit’, op het gescheed van Houcke. Nu ook zijn wij aan de eigentlijke stad gekomen en wel aan de Hoogstrate, die wij aan de Noordzijde laten. Het derde begin is buiten stad en ligt tusschen den dijk van de wateringe aan de Noortwestzijde en den dijk van de nieuwe vaart aan de Zuidoostzijde en dat Noord tot aan de palen van Houcke. Aan de Noordwestzijde van den dijk der wateringe hebben wij het vierde begin en het vijfde in den hoek van eenen waterloop. Het zesde brengt ons wederom in stad, begint aan het zuideinde van de Kerkstrate, tusschen den dijk van 's Heer Baselis Hoek aan het noordoosteinde, en gaat alzoo oostwaarts tot aan de Hoogstrate. Het zevende doet ons wederom langs den vaart wandelen oost van het vervallen casteel van Lembeke, recht over Bek af, dat over 't water ligt en langs den Lembeekschen weg, daar de Jurisdictie van Meunikenreede en 't Vrije op scheeden. Aan de Westzijde strekt de oude dijk Noordoost tot aan het visscherstraatje. Het achste begint Noordwest aan de Noordzijde van 't visscherstraatje, tusschen de Roostrate aan de Oostzijde en den Lembeekschen weg aan de Westzijde, strekkende alzoo noordwaarts, tot aan de Kerkstrate van Zuidhoek in. Dit begin is afgesloten door 't Visscherstraatje, Zuidw.; door de Roostrate, Westw.; de Hoogstrate, Oostw.; en de Kerkstrate, Noordw.
Zoo hebt gij kennis gemaakt met de gronden, landen, waterloopen en straten van de stad en van het schependom van Meunikenreede. Ik hoor al eene andere vrage opgaan: En zoude het niet mogelijk zijn een klaarder gedacht te hebben van de eigenlijke stad? Dat is de derde vraag, die wij ook zullen trachten te beantwoorden.
('t Vervolgt.) A. van Speybrouck |
|