Dit besluit schijnt ons min goed afgeleid, en niet voldoende bewezen: ook zijn wij voornemens, eene andere gissing nopens de afstamming der Terherstenaars voor te stellen.
***
Volgens de aloude volksoverleveringen, door Caesar, Tacitus en anderen bewaard, was ons vaderland in de vóórgeschiedenis bewoond door Gallische volkeren, die grootendeels door de Germanen verdrongen wierden.
Zulks blijkt uit de volgende aanteekeningen (Caes. Comm. II, 4): ‘Caesar vernam, dat de Belgen meerendeels afstammen van de Germanen; dat zij, oudtijds den Rhyn overgetrokken, in deze streek bleven wonen om de vruchtbaarheid des gronds, na er de vroegere gallische inwoners uit verdrongen te hebben.’
Volgens de algemeene geschiedenis, waren er drie gallische hoofdstammen:
1. De Iberen, of Zuider-Gallen; |
2. De Kelten, of Midder-Gallen; |
3. De Kimberen, of Noorder-Gallen. |
De Iberen hadden met ons Vlanderen niet het minste betrek.
De Kelten schijnen er gewoond te hebhen; maer dit tijdstip is ons méér door de wetenschap, dan door de overlevering bekend. Wij meenen te mogen veronderstellen, dat die volkeren wat later - mogelijks wel eene eeuw - in het Noorden dan in het Zuiden zouden gedrongen zijn. Het Keltisch tijdvak zou dus gestrekt hebben van omtrent 500 jaar vóór Christus, tot den inval der Kimbers, 300 jaar vóór onze tijdrekening.
Het Kimbersch tijdvak eindigde met de vestiging der eerste Germanen en Galliën, 200 jaar vóór Christus.
Nopens de Kimbers treft men driederlei meeningen: de eenen beweren, dat de Kimbers echte Gallen waren, die, door hun eeuwenlang verblijf in Noord-Germanjen, het uiterlijk der Germanen gekregen hadden; anderen, met Tacitus aan 't hoofd, aanzien de Kimbers als ware Germanen; nog anderen onderscheiden tusschen de Kymris, gallische volksstammen, en de Kimbers, die