| |
| |
| |
Mingelmaren
JOHAN Winkler, schreef in den Frieschen Volksalmanak van 1895:
Het oude Friesche spreekwoord:
Ald jild, âld hea, âld brea,
Det komth yen wol to stea,
is heden ten dage nog slechts aan weinigen bekend. Ook is het mij, zij het dan natuurlijk ook omgezet in het Dietsch, in de andere Noord-Nederlandsche gewesten, buiten Friesland, nooit voorgekomen.
Sedert de schatten der West-Vlaamsche volkseigenheden ons meer en meer ontsloten worden, komen er zoo vele bijzondere overeenstemmingen tusschen Friesch en West-Vlaamsch aan het licht, dat het ons waarlijk niet behoeft te verwonderen, ook dit spreekwoord bij de West-Vlamingen terug te vinden. Guido Gezelle vermeldt het in zijnen ‘Nieuwe Vlaamsche Duik-Almanak’ in dezer voege:
Oud geld, oud hooi, oud brood,
Komt wel te passe in nood.
| |
Hoe komt het dat Jantje Rul in 't protestantsch geloove zit?
DAAR was ne keer een protestantsche dominé die moeste preêken over 't geloove - en hij ging op den preêkstoel met eene verschgeplukte baardnote in zijne handen.
‘Beminde toehoorders,’ sprak hij, ‘daar zijn op de wereld vele soorten van gelooven en van geloovigen, en ik zal ze u maar vergelijken met de verschillige deelen van deze baardnote. Daar zijn menschen die een geloove hebben dat niet vele in en houdt, en daarom ook en staan ze niet stijf sterk; zonder moeite of geweld kan men ze aan hun geloove doen verzaken en een ander aanveerden. Die menschen of geloovigen zal ik vergelijken met den groenen bunsel waarin de baardnote verdoken zit, om dat die bunsel zonder moeite of geweld, gemakkelijk van de note scheidt.’ Dit zeggende trok hij zachtjes dit groen notenkleed af, en wierp het op 't volk.
‘Daar is een ander geloove,’ sprak hij, ‘hard en streng; 't is het Roomsch Katholijk geloove. Deze die dat geloove hebben, houden er zoodanig aan dat men moet handen en tanden gebruiken om ze er aan te doen verzaken, en nog en lukt het bijna nooit,
| |
| |
z'hebben liever te breken, 't is te zeggen te sterven. Daarom zal ik ze vergelijken aan de harde onplooibare schelpe van de baardnote, die maar en begeeft onder groot geweld van handen en tanden en liever breekt als te plooien.’
Tot bewijs en staving van zijn zeggen, kraakte de dominé de baardnote met zijne tanden, onder alle slach van vijze muilen, en smeet wederom de stukken op zijne toehoorders.
‘Maar daar is eindelijk nog een ander geloove,’ sprak hij voort, ‘'t eenig goede geloove, 't eenige geloove dat den mensch kan nuttig zijn voor dit en 't ander leven, en dat is ons protestantsch geloove. Daarom zal ik het vergelijken aan de keeste of kern dezer baardnote, omdat de keeste 't eenigste is in de note dat den mensch kan dienen, 't is 't eenigste dat men geniet, men eet het op.’ En dit zeggende stak hij de keeste in zijnen mond.
Ja maar, Jan-verdikke, Jantje Rul zat er in, en de dominé bij den eersten knabbel was 't geware en hij spoog al duizende bekken en muilen maken de note met Jantje Rul op 't volk en liep uit zijn preêkgestoelte.
Sedert dien zit Jantje Rul in 't protestantsch geloove.
Dit vertelde mij een oud manneken uit het gasthuis van Houthulst.
J.L.
BIJ Averbeke, Haverbeke of Overbeke kunnen de volgende geslachtnamen nog te passe komen:
Avereyn, te Oostkerke en Keyem. |
Over Rhyn? |
Avermaete, rond Gent. |
Averbach, in Westfalen, het zelfste als Overbeke alhier. |
Averdieck, in Pommeren. |
Averhagen, in Overyssel. |
Averheide, langst den Rhyn. |
Averhoult, in Artoys. |
Haverkamp, in Holland. |
Haverals et Haverhals, in 't Mechelsche. |
Van Haverskerke en Haveskerke. |
Binst dat menige vrienden en meeschrijvers van ‘Biekorf’ zoo hun beste doen om oorsprong en beteekenis van onze stedeof- oordnamen op te sporen, is het niet jammer dat er heden ten dage ook al eens eromme gedaan wordt, zou men zeggen, om schoone, vatbare namen van hiervoortijds te verduisteren en onkennelijk te maken?
| |
| |
Te Belleghem, b.v. ligt er, langst de voormalige heirstrate naar Doornijk, een bosch van 17 bunder, en in dien bosch eene lare of splete met het eeuwenoude goed erin van Arghendale (1603), of Ergendale (1767), dat is eene voorname hofstede, alsnu toebehoorende aan M'Her Grustaaf vrijheer van Spiere, te Maulde. Welnu, op Lichtmisse laatstleden, gingen ze daar een deel eeken te koope bieden, en de notaris, daarmede belast, liet ernstig weten dat de verkooping zou geschieden ‘om 2 uur en half klokslag in den Herzendaalsbosch!’ Elk zegge het voort!
| |
Averloo Anderwerf.
Ter gelegenheid van den uitleg op Averloo (Biekorf 1894, bladz. 383), wordt er bevestigd dat loo van het vrouwelijk geslachte zou zijn.
Indien men geene andere bewijzen en kan bijbrengen als deze die getrokken zijn uit het veronderstelde Vander Loo, of het gekrompene Verloo, dan durf ik er wel aan twijfelen.
'k En ben trouwens niet indachtig ooit eenmaal Vander Loo aangetroffen te hebben 't zij in Winkler, 't zij in de duizende en duizende geslachtsnamen, die sedert jaren onder mijne oogen voorbijtrokken. Verloo alleen komt men tegen op den boord van de Leye, in 't Kortrijksche. De oude zate is tot Oyghem, en van daar hebben de Verloo'n voortgezet naar Iseghem, Ouckene en Winkel-Sint-Eloy. Tot Iseghem staat die name bij eeniegelijk bekend ter oorzake van de driedobbele moord, die aldaar bedreven wierd op den 7sten van Schrikkelmaand 1831, op de gebroeders Pieter en Jan Verloo, en hunnen knape, Marcus Leperck.
Intusschen, dieper in Westvlanderen, op den boord van de Schelde, nestelen er talrijke Verloo'n, maar als het geld doet en te schrijven komt, zoo zijn 't al Grulois of Gorloo's.
Welke is nu de oorspronkelijke geslachtsname, ofwel Grulois, die zeer verspeid zit in den driepekkel tusschen Audenaarde, Doornijk en Robays, ofwel Verloo, die, mijns dunkens, teenemaal verminkt en ten onrechte in 't vlaamsch verkleed, uit het Walenland in 1658 naar Oyghem is overgewaaid? En is 't dat de Verloo'n waalsch zijn van afkomste, hoe mogen zij een handtje toesteken om den uitleg van ons vlaamsche Daverloo of Averloo te helpen opklaren?
L.
TE Rousselare is er een oud vrouwke dat met alle dingen weg weet. - ‘Om van eenen zeeren tand verlost te zijn,’ zegt het, ‘staat met uwen mond open, en uwen tand bloot naar de roste mane, en leest 'nen Onze Vader, en 't zal genezen zijn.’
| |
| |
| |
Wilt ge weten hoe dat de raven zwart geworden zijn?
DE Araben weten het volgenderwijze uiteen te doen:
‘Te allen tijde wierden de Araben van God geren gezien, terwijl de Europenaars bij Hem verstooten waren! Daarom zond Hij eens eenen veugel uit, eenen scoonen witten veugel, eene kraaie: Hij belaste dien veugel met het dragen van twee zware zakken! de eene vul geld, en de andere vul... vlooien; de geldzak was voor de Araben en de vlooizak voor de Europenaars. Zoo de kraaie met dien vrecht, vloog eerst naar de Araben,.... ging daar haren geldzak laten zinken en dan oversteken naar Europa. Ongelukkiglijk de kraaie, die maar een domme veugel en is, smeet eerst den vlooizak uit, en vloog over met de ponke naar Europa! Van sedert toen is Europa smoorrijke geworden, en de Araben zijn arm, en zullen altijd hunne vlooien bijhouden! .... God nochtans, die de Araben lief hadde, heeft de kraaie gestraft en hare schoone witte vederen zijn zwart bedegen.!’
't SCHIJNT dat Morolt eene heks is, die tooverkatten bezigt. Waar staat die naam veroorkond?
Is dit wezen het zelfste als Marolde, Marulle, wier naam men in de volgende kinderdeuntjes tegenkomt?
Te Leeuwarden, gehoord door onzen vriend Johan Winkler:
Sat seuven jaar in de koude.
Oude Maroude had flees noch bloed,
En oude Maroude waar altiid goed.
In Zwolle:
Krulle Marulle, wat doet Mevrouw?
Krulle Marulle, ze is in den rouw:
Krulle Marulle, wat doet ze daar?
Krulle Marulle, ze krolt er hair.
Wat is er over die Marolde ievers verneembaar?
HEBT ge nog van Soranus gehoord?
Dat was een Betuwsche krijgsheld, - een Batavier, zouden ze nu zeggen, - door den Roomschen keizer Hadrianus, met een Grieksch grafschrift vereerd. Daarin staat er te lezen dat hij met zijn volle wapentuig den Donauw kon overzwemmen en een bout in de lucht, in 't nederdalen met een anderen bout kon treffen en doorsplijten.
| |
| |
HEBT ge nog van de tarwe gehoord die in de Egyptische lijkpoppen verborgen en sedert duizende jaren bewaard zat?
Men heeft van die tarwe gezaaid; 't graan is uitmuntend; iedere staal groeit ruim twee meters hoog en draagt in den top een truizeken dunne stalen met elk hun auwe en ieder graantje in een afzonderlijk buister.
TOEN Biekorf gesticht wierd, was 't met het inzicht de schuimwoorden te verdietschen.
Voor een dienstman van 't leger en heeft men geen woord, geenen eigenen name: men moet hem sergeant of onderofficier heeten.
Kramers en weet er van eigen ook geenen weg meê.
Onze vaders hadden eenen name: een zoogezeide sergeant was vroeger een weyfelare.
Ge en behoeft in dat woord niet te verschieten: de Duitschers kennen en bezigen 't ook en zeggen nu nog Webel en Feldwebel.
't Staat ook bij Schiller in dat vermaard en wonderschoon Rütlitooneel.
Pflanzt vor ihm auf die Schwerter der Gewalt
Und Seine Waibel stehen ihm zur Seite!
't BESTAAN veel middels om de worten te genezen: de handen buiten in den manesching uitwasschen in 'nen wepelen kom, en hem dan in 't water uitgieten!... Bij 't ontmoeten van twee menschen op een peerd, de wort als 't ware opnemen en hun toewerpen met den uitroep: neemt den derden ook mee.
Dat bericht ons De Navorscher; wie kent er nog?
***
| |
Tooverspreuke
‘HEERJUSSUS heeft ontvangen zijne 5 bloedige woenden die nu noch nimers nooi meer en zullen verzweeiren en ik hoope dat dezen perle zal verteerren en nu noch nimers nooi meer en zal verzweeren.’
Ontvangen van Febrni (Febronia) Dhaene, vrouwe Schoutteeten, die 't gekregen hadde van eene oude vrouwe, om de perels van heur' jongens oogen af te lezen.-Kortrijk, Schrikkelmaand 1895.
|
|