tale - en al die gewesttalen daar laten!’ en op dien toon sprak hij nog geheele en vele mondsvollen, te lang en te dom om te melden.
Niemand en was er die op al zijn gekraamsel antwoordde, en onze welsprekende redenaar stond met uitgesteken buik en uitdagende oogen zijne aanhoorders te bezien, als of hij zeggen wilde: ‘En wel, ge en zegt daar niets op... dus... heb ik gelijk.’ Daar was al gelijk iemand die 't niet en koste opkroppen; hij hadde wel willen op 't gestoelte gaan, maar gelijk hij niet goed ter tale en was, en durfde hij niet. En toch overwon hij zijne benauwdheid, stond rechte en vroeg het woord. 't Wierd hem toegestaan! 't Was uitwendig een eenvoudige man van den buiten; maar van binnen huisde er meer verstand in zijnen kleenen pinkel als in geheel den schoolvos zijn lijf. Op 't gestoelte gekomen, haalde hij eene geheele handsvol van alle slach van noten uit zijnen zak, en lei ze daar vóór hem.
De grootspreker schoot in eenen lach en geheel de zale met hem, maar onze buitenling bleef rustig staan en wachtte de stilte af.
Eindelijk iedereen zweeg, keek en luisterde. ‘Mijnheeren’ sprak hij, ‘ik heb hier alle slach van noten vóór mij; ik zal ze u allen één voor één togen, en gij mijnheer, die zoo vele over de eenheid der tale en over eene algemeene tale gesproken hebt, zult wel de goedheid hebben, iedere note die ik u zal voorenleggen, bij haren name te noemen, niet waar?’
‘En wel, ja, 't zij zoo.’
‘Mijnheer, wat voor een note is dat hier?’
‘Eene Okkernoot.’
‘En dat hier?’
‘Eene baardnoot.’
‘En de deze?’
‘Eene boschnoot.’
‘Ja en deze hier, wat voor een is dat?’
‘Een amandelnoot.’
‘Er zijn ook nog hazelnoten, bloknoten, enz. Maar mijnheer, zijn er dan geen noten die noch okkernoten, noch baardnoten noch boschnoten, noch amandelnoten en zijn, maar die enkel den name van note dragen, in andere woorden, zijn er geene algemeene noten?’
‘Neen vriend, dat is een onzin, dat is onmogelijk!’ riep de schoolvos en hij loech dat hij schuddebuikte.
‘En wel mijnheeren, zoo onmogelijk is het ook eene algemeene tale te schrijven of te maken, die noch westvlaamsch, noch oostvlaamsch, noch brabandsch en is.’
Daarop daalde hij van 't gestoelte en de schoolvos en loech niet meer, maar hij zweeg dat hij zweette.