Ge hebt nog 't bootaallaam gehoord in den oest? Luistert naar J. Winkler Prins, in zijne Maaiers:
Van hamers klinkt op de sneden:
Tot scheermesscherp de zeis weer blinkt
En 't maaiersliedje lustig klinkt
Nu de zeis weer komt aangesneden!
Guido Gezelle zal met meerdere kunst dien doffen hamerslag voor onze ooren tooveren:
En 't bootallaam de pikke zit
heur botheid af te boeten.
De stafrijmen van bootallaam, botheid en boeten weerkaatsen het geluid, en de woorden de pikke zit vertoonen ons de beweging van den hamerslag.
In die twee korte en klankrijke reken zitten er nog een diepe zin en een schoon beeld: de pikke en wordt niet enkel scherp geboot, maar ze boet heure botheid onder de slagen.
Meer klanknabootsende zoetvloeiendheid en zeggenskracht en kan men in min woorden niet aantreffen.
***
Ook is meester Gezelle een weergalooze dichter.
Wie en heeft er zijn overvloedigen rijkdom van stafrijmen niet bewonderd?
't Is eene bronne die nooit drooge en staat en die gestadig heure glinsterende waterstralen in de lucht schiet. 't Is een stroom van welluidendheid.
Een voorbeeld onder duizenden:
bezabberd al in 't ronde,
met blâren, bleeke en blonde,
door 't waaien en door 't windgeweld,
is weg en wegel vol geveld.
Maar 't gene wij in dezen nederigen opstel willen doen uitkomen, 't zijn de rijmreken van zijnen Tijdkrans