Biekorf. Jaargang 5(1894)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 308] [p. 308] Allerzielenavond ‘'t IS zoo donker, en zulk stormig Weder van den avond, moeder! 'k Weet niet, maar gij zijt gij zelve Heel den dag reeds droevig. Zeg mij Waarom dat ik op vandage Niet en mocht gaan spelen met mijn Bootjen hier, op 't strand.’ En moeder Sprak niet, en algauwe had 't kleintje 't Al vergeten, en het speelde Voort op tafel met zijn bootje. ‘Hijsschen’! klonk het door den huize, ‘Hijsschen met dat zeiltje’! ging het, ‘Vieren voor den wind’! En lachend Liep het knaapje, en trok het bootjen Achter hem. - ‘Maar luister, moeder, Luister...... Waarom luidt de klokke Nu zoo late? 'k hoore dat niet Geerne, moeder!’ En de vrouwe, De arme visschersweeuwe, zat en Luisterde ook, en droogde nu en Dan de tranen uit hare oogen. *** En daar buiten ging de klokke, Trage en doodsch, gestadig weenend, Bim-bom... zoo de klokke treurde. En heur toonen klonken heinde en Verre, en wekten, in den duist'ren Nacht, den weerklank van de duinen; Galmden over 't rustelooze Zeegebied, en gingen melden Aan de visschers, die daar verre Op hun' brooze bootjes lagen Zwalpen op de matelooze [pagina 309] [p. 309] Baren,... gingen melden dat er Aan den wal geweend, gebeden Wierd voor dezen die vergingen, En nu liggen, waar hun' netten Vroeger sleepten, en de visschen Uit hun' diepen schuilhoek haalden. En de zeeliên ook, zij baden, En zij knielden op hun wiegend Bootjen, als zij in de verte 't Luiden van de klokken hoorden, Van de klokken, die van uit den Ouden grijzen toren galmden, En die zongen met de baren, En die baden met den zeeman. *** ‘Zeg mij, moeder, waarom dat ge Weent, en waarom dat ge niet en Luistert.’ ‘Kind,’ zoo sprak de vrouwe, En zij snikte, ‘kind, en vraag toch Aan uw moeder niet, waarom zij Weent!...... Uw vader ging verleden Jaar, op Allerzielenavond Weg, te zeewaard...... en uw vader, Kind, is nog niet weêrgekomen!’ Uit Oostende. V.W. Vorige Volgende