Was dat geen schoon gebruik?
De vader hiet Thuro; zijn zoon wierd Thuring geheeten, 't is te zeggen zoon van Thuro, volgens de geplogentheden van die tijden.
De name van Thuro, of Turo, met zijn verkleensel Turle en zijne wisselgedaante Duro, was veel in zwang bij de Germanen; Thuros waren immers de stamvaders van de Duerinckx, van de Tuerlinckx, van de Durings en van de Duringen.
Wij zouden ook genegen zijn om de Thüringen, een Duitschen volkstam, van eenen ouden, germaanschen Thuro te doen afstammen; maar gij moet weten, beste lezers, wij leven nu in een tijd van vooruitgang, en de naamredenkunde met behulp der vadersnamen, is ook al te verouderd en te gemeen geworden: 't en is niet meer wetenschappelijk diergelijke gedaanten als patronymica te verklaren.
Vele volksnamen komen te voorschijn als zelfstandige naamwoorden en daarnevens als bijvoegelijke naamwoorden, afleidingen met ing, dit achtervoegsel dienende om daar zoogenoemde intensiva af te maken.
Zoo hebben wij de beide gedaanten Vlamen en Vlamingen, nevens malkander.
De naam van Thüringen is van den zelfsten aard als de naam van Vlamingen; tot grondslag ligt de wortel van den Indogermaanschen woordenstam van dulden: men heeft immers Tulingi nevens Thuringi, zoo dat dit volk als een stam van verduldige lieden gedoopt wierd.
Dat is nu de laatste verklaring verneembaar in de groote tijdschriften der zoogezeide geleerde wereld.
Dat en belet nochtans niet dat de Thuring, waarmede wij begosten, de zoon is van een Thuro, en dat van dezen laatsten eigennaam geheel wel de verkleengedaante Turco kan gemaakt zijn; 't zijn wel zoovele eigennamen, die mits het achtervoegsel -co uit andere gesproten zijn; Duro gaf ook Duurke, den vader der Duurkens in Groningerland.
***
Tourcoing is een van die eigennamen die minst van al slete gedaan hebben.