gansch van den zelfsten aard is als het bovenvermelde: ‘ende terstond stond het dochterken op, ende wandelde, want het was twaalf jaren oud.’
Op bldz. 101 haalt D. Claes de volgende zinsnede aan: ‘zouden haat en nijd die (oude driften) niet ontwekken?’
Dat vindt hij kwalijk en zegt: ‘Dat is een nieuw werkwoord!’
Ware 't nu nog een nieuw werkwoord, zou het daarom slecht zijn? Iemand wekken is overal geldig dietsch en beteekent: iemand ‘wakker maken.’ Iemand ontwekken is: iemand van den slaap weg doen met hem wakker te maken. Alzoo zegt men: eenen boek ontrooven, dat is ‘eenen boek van den bezitter weg doen met dien boek te rooven.’
Bijgevolge, die spreken van ‘oude driften te ontwekken’, spreken alleszins redematige en verstaanbare tale.
Doch is ‘ontwekken’ inderdaad een nieuw werkwoord? Bij lange niet. Verheyk heeft het alreede in zijnen woordenboek opgenomen, met dien eigensten zin, van in 't jaar 1771; Pomey van in 1725; Hexham van in 1648, en Plantijn van in 1573. 't En zal toch niet noodig zijn dat wij verder zoeken?
De Bo kent aan dat werkwoord, boven de hooger vermelde beteekenisse van ‘wakker maken’, nog eene andere beteekenisse toe, deze van ‘wakker worden, ontwaken.’
Dat is moeilijker om uitleggen. Wekken immers wordt algemeenlijk aanzien als een veroorzakend werkwoord, van den zelfsten stam als ‘waken’; het beteekent ‘doen waken, wakker maken’, en is dus bedrijvend. Ook en weten bovengenoemde woordenboeken maar van dien zin te spreken. De Jager, in zijne Frequentatieven, II, 699, zegt dat het middeleeuwsch hoogduitsch entwecken ‘zooals 't behoort, niet dan bedrijvend voorkomt.’
Naar ons bescheiden oordeel, heeft ‘ontwekken’ den zin gekregen van ‘wakker worden’ omdat het volk dat woord verward heeft met ‘ontwaken’; dat is zooveel te waarschijnlijker, aangezien ‘ontwaken’, op zijne beurt, somwijlen gebruikt geworden is in den zin van ‘ontwekken’. Voorbeelden staan bij De Jager.
't Is waar, die tweede beteekenisse van ‘ontwekken’ zit al lange in onze tale. Weiland's woordenboek geeft aan dat woord de twee zinnen die De Bo daaraan geeft. Schuermans, in zijn Idioticon, brengt zelfs eene reke bij uit Ruysbroek, II, 184-187 ‘es daer gelt te wennene, so ontweckense alle’; hetgene Surius vertaalt door: alacriter evigilant omnes.
Ondanks dat oud - doch zeldzaam? - gebruik, dunkt het ons dat er hier verwarringe in 't spel is en dat het best ware het woord ‘ontwekken’, met den zin van wakker worden, niet te bezigen. Iets dergelijks is er waar te nemen wegens het woord leggen, dat een veroorzakend werkwoord is van liggen en beteekent ‘doen liggen’. Welnu, ofschoon er in Vondels werken herhaalde